Boeken en boekjes
 

Nadat omstreeks 1450 het drukken met losse letters was "uitgevonden", verschenen er al gauw overzichtswerken op allerlei levensterreinen.

Een groot aantal van de hieronder genoemde uitgaven zijn terug te vinden in de

Fac-similés Jean-Marc Fuzeau:

Méthodes & Traités. Collection dirigée par Jean Saint-Arroman:

Flûte à bec, Europe 1500-1800. Quatre volumes réalisés par Susi Möhlmeier et Frédérique Thouvenot.

Traités-Méthodes-Ouvrages généraux. Volume I, II, III en IV.

 

In 1510 is in Basel een kort onderwijsgeschrift in Zwitsers dialect geschreven:  "Introductio geschriben uf Pfiffen". Het manuscript geeft aanwijzingen voor het bespelen van een discant een alt in G). Het is bedoeld voor de 15-jarige Bonifacius Ammerbach, lid van een bekende Baseler familie. het bestaat uit een tekening van de blokfluit (cilindisch met uitlopende voet), eenvoudige aanwijzingen voor de grepen, en een serie oefeningen met verklaringen voor de mensurale notatie. ( Liane Ehrlich en Jörg Fiedler: Glareana. nach rischeten der Gesellschaft der Freunde alter Musikinstrumenten, Jg. 52, Nr. 2, 2003).

In 1511 wordt "Musica getutscht und ausgezogen" van Sebastian Virdung. ("getutscht" = in het Duits, niet in het Latijn!) uitgegeven in BASEL, met een houtsnede van een blokfluitconsort (1 alt, 2 tenoren en een bas) en de opmerking

"---was du dann uff der floeten lernest
das hast du danach
uff alle andern geloecherten pfeiffen
dester lychter zuo lernen."

geeft de blokfluit meteen een rol als "pedagogisch instapinstrument".
(Blokfluiten worden als "floeten" of "fleiten"aangeduid)
Een ensembleset bestaat bij hem uit vier fluiten (f - 2 c’- g’) of uit zes (2f - 2 c’ - 2 g’). Hij beveelt aan de vier of zes instrumenten in één "Futteral" te kopen, dat wil zeggen bij elkaar en van de zelfde bouwer.

Tussen 1528 en 1795 verschijnen meer dan 35 boekwerkjes, die geheel of gedeeltelijk aan de blokfluit zijn gewijd.
Daarvan vermeld ik:

 

1529/1549 Martin Agricola: Musica Instrumentalis Deutsch. Hierin staat ongeveer hetzelfde als in "Musica getutscht"van Virdung. Je vindt er op bladzij 19 het volgende versje:

"Wist auch meine lieben knaben

Wolt ihr getimpte pfeiffen haben

So keufft euch die jnn futtern fein

Dann die andern sind falsch gemein"

Zorg dus voor goede luitenkoffers

 

1535 Sylvestro Ganassi. (Venetië, 1492 - ??) Opera Intitulata Fontegara. (Italië, Venetië). Het eerste boek dat uitsluitend aan blokfluit en blokfluitspel is gewijd. Het is voor amateurs geschreven (Adrian Brown: Tibia 4/2005) Sylvestro Ganassi was de zoon van barbier Antonio Ganassi en de vader van rechtsgeleerde Antonio en musicus Giovanni Battista.

De titelpagina van de Fontegara zou als volgt vertaald kunnen worden: Het boek, Fontegara geheten, dat fluit spelen aanleert met alle kunst waar dit instrument recht op heeft. Het behandelt in het bijzonder het versieren, en is zodoende bruikbaar voor elk blaas- en snaarinstrument en ook voor diegenen die plezier in zingen hebben. Fontegara komt van Fontega, een naam voor het landgoed  bij de splitsing van de rivieren Riva del Vin en  Rio Sylvestro o Fontego, waar de familie Ganassi leefde. Op de titelpagina zijn vermoedlijk familieleden afgbeeld

Ganassi geeft een duidelijke uiteenzetting hoe bij het blokfluitspelen ademtong en vingers moeten worden gebruikt en met honderden voorbeelden hoe passages in muziek kunnen worden "gediminueerd" (verdeeld in kleinere notenwaarden om de muziek op te sieren.) Alles in de geschiedenis van de blokfluitarticulatie gaat op het Opera Intitulata Fontegara terug.
Ganassi behandelt ook trillers: op drie niveaus
vivace, mediocre, soave.
Soave is een hele kleine triller, minder dan een kleine secunde. Precies als het flattement, met als enige verschil dat de soave met het gat erboven wordt gemaakt in plaats van met het gat eronder.
Ganassi vindt dat elke instrumentalist zijn voorbeeld moet nemen aan de zangstem in uitdrukking en nuance.

In de greeptabellen staan in de afgebeelde fluiten drie verschillende fluitmeestertekens: "B", Hieronimo Bassano, "A" vermoedelijk van de in München en Nëurenberg werkzame familie Schnitzer (stamvader: Albrecht Schnitzer), "klaverblad"-teken, kenmerk van instrumentenbouwer Hans von Schratt, werkzaam in Schrattenbach in Beieren.   

Een bewaard gebleven exemplaar van de Fontegara bevat, in Ganassi's eigen handschrift een aanhangsel met 175 variaties over dezelfde kadens, geschreven voor een onbekende Florentijse edelman (Hertog-August bibliotheek, Wolfenbüttel,  Duitsland).

Ganassi drukt talrijke greeptabellen in zijn boek af, waarvan de meest zichtot normale Renaissanceblokfluiten met een omvang van een oktaaf en een sext beperken. In de laatste drie tabellen breidt Ganassi de toonomvang echter uit naar 2½ oktaaf. Op 12% van de bewaard gebleven Renaissanceblokfluiten zijn Ganassi's hoge tonen met meer of minder moeite daadwerkelijk te spelen. De fluiten moeten dan wat langer en wat minder konisch geboord zijn dan de doorsnee Renaissanceblokfluit (Adrian Brown: Tibia 4/2005)  

Zie voor verdere informatie twee uitgebreide artikelen van Han Tol "Composta di Ganassi dal Fontego", Tibia 4/2012 en 2/2013. Op 1 maart 2019 is musicologe Dina de Oliveira Titan aan de Universiteit van Utrecht gepromoveerd op het proefschrift The origins of instrumental diminution in Renaissance Venice: Ganassi’s Fontegara. Dina Titan komt daarin tot de conclusie dat de ritmes van de dimintuties zijn gebaseerd op taal. Ganassi baseerde volgens haar zijn werk op twee Griekse bronnen: Elementa Rhytmica van Aristoxenos en De Musica van Aristide Quintilianus. De muziekstijl van Ganassi is dan gebaseerd op de ritmische formules van versvoeten in het Griekse poëtische systeem. Er is nog geen handelseditie van het proefschrift.

Zie voor de (vermeende) "Ganassifluit" bij blokfluiten en blokfluitbouwers.

 

1535 Jacques Moderne (uitgever): Sensuyvent plusieurs basse danses is een muziekboekje met als titelbladzijde een tekening van een blokfluitkwartet.

 

1546 Girolamo Cardano (Hieronymus  Cardanus) De Musica, een interessante op uitvoeringspraktijk gerichte bron. Aan het einde van het negende hoofdstuk over de "geheimen van de blokfluit" geeft hij aan de de Vox Tremula uitgevoerd moet worden  door de vinger een kwarttoon af te laten glijden, dus precies omgekeerd als het Franse  flattement.

 

1556 Philibert Jambe le Fer:  Epitome Musical, Lyon

1619 Michaël Praetorius. († 1621) Syntagma Musicum (Duitsland), een encyclopedische behandeling van de theorie en de praktijk van de muziek in drie Banden. Praetorius geeft in deel 2, de "Organographia", een gedetailleerd overzicht van alle leden van de blokfluitfamilie (van gar klein flötlein tot Grootbas in F) en aanwijzingen hoe blokfluiten in een consort gegroepeerd kunnen worden: klein Flötlein g’’ (2), Discant Flöt d’’ (2), Diskantflöt c’’(2), Alt flöt g’(4), Tenor Flöt c’(4), Basset Flöt (4), BasFlöt Bes (2) en Großbaß Flöt F (1). Praetorius stelt als eerste schriftelijk vast dat blokfluiten normaliter een octaaf hoger klinken dan ze genoteerd worden.

 

Tafel IX uit Syntagma musicum band II, De Organographia

 

 

1630 Anonyme bloklfuitschool Tutto il bisognovole per Sonar il Flauto da 8 fori  con pratica et orecchia: oudste documentatie over een f' fluit! Afkomstig uit Venetië (Nicolaus Delius; Tibia 1/76)

 

1636 Marin Mersenne onderscheid een Petit jeu in 4-voets ligging (f - c’- g’ - d’’) en een Grand jeu in 8-voets ligging (F - f - f - c’). HIj noemt blokfluiten "Flustes d'Angleterre, Flustes douces" of "Flustes à neuf trous".

 

1646. Jr. Jacob van Eyck. Der Fluyten Lusthof. Jacob van Eyck was een hoogbegaafde blinde beiaardier, en een briljante blokfluitist uit Utrecht. Hij heeft het Nederlandse muziekleven verblijd met een groot aantal hoogwaardige carillons. Der Fluyten Lusthof is een verzameling solomuziek voor blokfluit. Het is de grootste verzameling solomuziek, ooit voor een blaasinstrument uitgegeven. Voor een fluit in c". Een fluit die qua mogelijkheden en speelwijze erg lijkt op onze huidige sopraanblokfluit. Dit type bloklfuit is veelvuldig afgebeeld op Nederlandse schilderijen en prenten in de 17e eeuw. In de inleiding wordt de Hand-Fluyt met greepwijzen beschreven.

Het repertoire uit Der fluyten Lusthof is door Ruth van Baak Griffioen in haar proefschrift (1991) gedetailleerd behandeld.

 Muziek vanaf deze tijd hoort op Van Eyck-fluiten of Denner fluiten te worden gespeeld en niet op zogenaamde „Ganassifluiten". In de tweede helft van de 17e eeuw zijn fluiten van het van Eyck-type gemaakt. Er ligt er één in Wenen. In Edinburgh een vergelijkbaar instrument van Haka: een flute a neuf trous I uit één stuk ivoor. De Kynsecker instrumenten uit Neurenberg gaan ook deze richting op. Onder meer Blokfluitbouwer Fred Morgan heeft een "Van Eyck"-blokfluit gebouwd.

Opvallend zijn de muzikaal zwakke duetten uit de tweede uitgave (1649). Muziekwetenschapper Thiemo Wind houdt uitgeven Paulus Matthysz verantwoordelijk voor deze stukjes (Recorder Magazine 16. Nr. 2. 1996). Thiemo Wind heeft zich meer dan welke andere blokfluitbetrokkene op Jacob van Eyck gespecialiseerd. Hij heeft onder de titel Jacob van Eyck Quarterly een Web-Magazin ontworpen. Hij is ook verantwoordelijk voor de driedelige heruitgave (1986-1988) bij XYZ.

www.jacobvaneyck.info

 

1649 Paul Matthyszoon Vertoninghe en onderwijzinghe op de hand-fluit

John Playford (Norwich, 1623 - Londen, 1686) was een Britse muziekuitgever, danser en arrangeur. In  1651 publiceerde hij The English Dancing Master: een bundel met 900 (!) bekende dansen, met bladmuziek en choreografieën. Deze verzameling werd  tot 1728 achttien keer herdrukt.

1677 Bartolomeo Bismatova , musicus aan de kathedraal en de Accademia dello Spirito Santo in Ferrara, schrijft een traktaat: Compendium Musicale. In dit handgeschreven boekje staat een hoofdstuk over blokfluit.  Uit de beschrijvingen van blokfluit en blokfluitspel van Bismantova  blijkt dat daarin renaissance en barokke elementen naast elkaar blijven bestaan. Hij beschrijft een altblokfluit in G, die hij "Flauto Italiano"  noemt, "gemaakt in drie delen zoals het nu gebruikelijk is". Hij beschrijft ook een tenorblokfluit in D.  Bartolomeo Bismantova vindt dat er bij een blokfluiten minder hard moet worden geartikuleerd dan bij bijvoorbeeld Zink (Cornetto) (Peter Holtslag; Tibia 2/2006)

        

                                                          Flauto Italiano, afgebeeld in Compendium Musicale

 

1679 John Hugebut Vade Mecum

 

1681 John Banister II The Most Pleasant Companion, or Choice New Lessons for the Recorder or Flute, Being an New Collection of New Lessons, Set Forth by Dots and Notes

 

1683 Humphry Salter, Londen, "The Genteel Companion" , zo'n beetje de eerste altblokfluitschool. Het  titelblad schrijft verder: "Sammlung bester und neuester Melodien und Grounds" en bevat ondermeer "Mr Fardinels Gronds" een variatiewerk over de Folia hoogst waarschijnlijk vervaardigd door de Franse violist Michel Farinel.  En een aantal hele mooie blokfluitliedjes.

 

1686 Christiaan  Huygens Manuskript Tons de ma flute

 

1686 Robert Carr The Delightful Companion, 2de druk (de eerst druk is verloren gegaan) Ook een altblokfluitschool met Divisions

.

In Frankrijk werden bij de wisseling van de 17e naar de 18e eeuw drie belangrijke methodes uitgegeven: 1690 Loulié; 1700 Freillon Poncein; 1707 Hotteterre.

1690 Loulié. Méthode pour apprendre à jouer de la flûte douce. Handgeschreven. In 1983 in het Engels overgezet door Richard Semmens in de American Recorder, in  1996 heefty Laurence Pottier de franse tekst heruitgegeven . Editions Zurfluh, Parijs.

1697 Daniel Speer. Grundrichtiger kurtz-leicht-und nöthiger jetzt wolvermehrter Unterricht der musikalischen Kunst (Ulm). een sopraanblokfuit heet hier een Quart Flöt

1700 Jean-Pierre Freillon Poncein. La veritable Maniere dáprendre a jouer a perfection du Haut-Bois, de la Flute et du Flageolet.

Er is over deze meneer niets bekend. Het boekje geeft grepentabellen, aanwijzingen voor het spelen , articulatie en maat.  

1703 Sébastian de Brossard. Dictionaire de musique (Parijs). Altblokfluit wordt aangegeven als Flauto of FLUTE-à-bec

1707. Jacques Hotteterre le Romain. Principes de la Flute traversiere ou Flute d’allemagne, de la Flute a bec ou Flute Douce, et du Hautbois.
Dit boekje geeft aanwijzingen voor het spelen van de Franse barokke muziek. Traverso (een houten dwarsfluit), blokfluit en hobo worden er gelijkwaardig in behandeld. Hotteterre ontwikkelde een traverso waar goed op te spelen was. Op den duur zou dit instrument met zijn grotere dynamische mogelijkheden de blokfluit geheel verdringen.


1713 Johan Mattheson: Das Neu=Eröffnete Orchestre, 1713 Hamburg.
§ 11 is een paragraaf over flöten, waaronder "die bekanten Flutes douces". Mattheson schrijft daarover: Öb nug gleich ein soche Flute Douce das allerleichteste Instrument ist un scheinet / so fatiquiret es doch dens Spieler so wohl als den Zuhörer / wenn es sich zu ;ange hören läst. Denn dem ersten kostet eene Flöte vielmehr Wind als ein Baosson, Hautbois, oder Traversiere. und den andere kan iherer /wegen der sanfften und krichenden Eingenschafft leicht müde und überdrüßig werden.

 

1716/1722 Filippo Bonanni "Gabinetto armonico

 

717 The Bird Fancyer's Delight or choice observations en aanwijzingen met betrekking tot het ondertwijs aan alle soorten vogels met flageolet  en blokfluit ("and directions concerning the teaching of all sorts of singing birds after the flagelet and flute). Uitgever: Richard Meares. Korte fantasia's, bedoeld om aan jonge vogeltjes voor te spelen en ze aan te leren (komt de Engelse naam voor blokfluit: "recorder" vandaan). Gecomponeerd door onder andere een zekere "Mr. Hills"

 

 

1730. Peter Prelleur, Londen, "The Modern Music Master"

 

1732 Thomas Stanesby Junior "A New System of the Flute á bec, opr Common English Flute (Londen).

 

1734-1740, Daniel Wright, "The Compleat Tutor"

 

1734-1767, Arnold Olofsen, Amsterdam: Al de toonen van de fluyt abec volgens den nieuwen trant, greeptabel en een verzameling Hollandse duetten (Tibia 1/2001 S.384-385)

 

1735 (ca.) Benjamin Cooke, " Directions fot Playing on the Flute with a Scale for Transposing any Piece of Musick to ye Porperest Keys for that Instrument".

 

1738 Johann Philipp Eisel. Musicus autodidacticus Oder der sich selbst informirende Musicus (Erfurt). Een altblokfluit heet hier Fleute Douce, een sopraanbloklfuit Quart-Fleute

 

1750 (ca.) John Tyther, " The Compleat Flute-master Containing the Best and Easiest Rules to Learn that Favorite Instrument

 

1752-1774 Pablo Minguet y Irols. "Reglas, y advertencias generales para tañer la flauta traversera, la flauta dulce, y la flautilla, con varios tañida"

 

1756 Diderot Encycoplédie. Hierin bevindt zich ook een relevant hoofdstuk over fluiten.

 

1767 William Tans'ur, The Elements of Musick Display'd

 

1790 (omstreek.) "New and Complet Instructions for the Common Flute, Containing the easiest & mist Improved Rules For Learners to Play.

 

1794, G. Goulding, Londen, New and Complete Instructions for the Common Flute, Containing the Easiest & Most Approved Methods for Learners tot Play (Tibia 1/2001 S.384-385)

 

1795 Joos Verschure "Muzijkaal kunst-woordenboek met uitvoerige greeptabellen (ook met alternatieve grepen) en een uitgebreide begeleidende tekst over blokfluiten. (Windkanal 1/2007)

 

1801 Johann Joseph Klein Lehrbuch der theoretischen Musik in systematische Ordnung. Hierin een paar korte paragrafen over blokfluiten, voltooid met twee greeptabellen. De hele blokfluitfamilie wordt opgesomd. En dat net in de 19de eeuw. (Nik Tarasov: Windkanal 2/2008, blz.26-27)

 

Een groot aantal van de hierboven genoemde uitgaven zijn terug te vinden in de

Fac-similés Jean-Marc Fuzeau:

Méthodes & Traités. Collection dirigée par Jean Saint-Arroman:

Flûte à bec, Europe 1500-1800. Quatre volumes réalisés par Susi Möhlmeier et Frédérique Thouvenot.

Traités-Méthodes-Ouvrages généraux. Volume I, II, III en IV.