Componisten

vanaf 1715

 

Jacques Duphly (du Phly) (Rouen, Frankrijk, 12 januari 1715 – Parijs, 15 juli 1789), zoon van Jacques-Agathe Duphly en Marie-Louise Boivin, kleinzoon van Jacques Boyvin, organist van de kathedraal van Rouen. Jacques Duphly was leerling van François d'Agincourt en begon zijn loopbaan als organist van de kathedraal van Évreux en in de St Eloi en de Notre Dame de la Ronde van Rouen. Als het zo uitkwam, liet hij zijn zus Marie-Anne-Agathe invallen. In 1742 verhuisde Jacques Duphly naar Parijs en speelde alleen nog klavecimbel. Hij leefde als docent en onafhankelijk kunstenaar en bezocht de elegante Parijse salons.

Duphly bleef ongehuwd en liet een groot deel van zijn erfenis (hij stierf in een appartement van het Hôtel de Juigné, een dag ná het begin van de Franse Revolutie) na aan zijn huisknecht.

Jacques Duphly componeerde

     4 boeken klavecimbelmuziek

- Troisième livre de pièces de clavecin, 1756, 17 werken, waarvan 6 met viool

nr. 1. Ouverture (met viool)

nr. 2. La de Mary (met viool)

nr. 4. La Forqueray, dankbaar werk om te spelen

nr. 5. Chaconne;

nr. 6, Médée, sprankelend

nr. 7. Les Grâces (tendrement)

 

Georg Christoph Wagenseil (Wenen, 29 januari 1715 – 1 maart 1777) was de zoon van een functionaris aan het Weense hof. In zijn tienertijd kreeg orgel en klavecimbelles van Adam Weger, organist van de Michaëlskerk in Wenen en begon hij ook meteen maar stukjes daarvoor te componeren. Zijn resultaten daarbij trokken de aandacht van hofkapelmeester Johann Joseph Fux, die zorgde voor een stevige driejarige muziekopleiding in klavecimbelspel, contrapunt en compositie door Matteo Palotta. Op enthousiaste aanbeveling van Fux werd hij op 6 februari 1739 aangesteld als hofcomponist, en bleef dat tot zijn . dood. Van 1741 tot 1750bwas hij ook organist in de privékapel van Keizerin Elisabeth Christine, de weduwe van Karel VI en in 1749 werd hij “Hofklaviermeister”, zeg maar painileraar, van keizerin Maria Theresia en haar kinderen, waaronder Marie-Antoinette.     

In 1912 werd de Wagenseilgasse in Wenen-Meidling naar hem vernoemd.

Georg Christoph Wagenseil componeerde

     16 opera’s

     3 oratoria

     19 missen, waar onder een requiem

     125 andere liturgische werken

     100 symfonieën

     80 klavecimbelconcerten

     12 orgelconcerten

     10 concerten voor diverse andere instrumenten

     90 kamermuziekwerken

- 6 sonaten voor viool, cello en violone, onderhoudende muziek, vernunft aan variaties.

     talloze klavecimbelwerken

 

Charles-Joseph van Helmont (Brussel, 19 maart 1715 – 8 juni 1790) studeerde muziek bij Pierre-Hercules Brehy (1673-1737) aan de Brusselse Sint-Michiel en Sint-Goedelekathedraal. Als achttienjarige volgde hij er Josse Boutmy op als organist. Hij werd in 1737 aangesteld tot kapelmeester van de Kapellekerk te Brussel en kwam in 1741 in diezelfde hoedanigheid terug naar Sint-Goedele.
Charles-Joseph Van Helmont leidde 36 jaar lang de koorzangers op, was dirigent van de muziekuitvoeringen in de kerk en componeerde de gewijde muziek voor de diensten. In 1777 droeg hij zijn functie over aan zijn zoon Adrien-Joseph (1747-1830).

Charles-Joseph van Helmont componeerde 525 werken, die in manuscript liggen te wachten om uitgegeven te worden

     14 missen, waaronder een requiemmis

     1 oratorium

- Judith, 1756

     70 motetten

     Leçons de ténèbre

- Les neuf Leçons de la Semaine Sainte voor sopraan en basso continuo, 1737

     vesperpsalmen

     klavecimbelwerken

     orgelwerken

- 6 fuga's

James Nares (Stanwell, Middlesex, Engeland, gedoopt 19 april 1715 – Londen, 10 februari 1783). was koorknaap aan de Koninklijke Kapel in Londen bij Gates en studeerde daarna bij Pepusch. In augustus 1735 werd James Nares organist van York Minster. In oktober 1757 volgde hij Gates op als koormeester van de kinderen van de Koninklijke Kapel. 1 juli 1780 trok hij zich terug om met pensioen te gaan. Hij is begraven in St Margaret’s, Westminster.

James Nares componeerde

     4 Services,

- Magnificat & Nunc Dimittis in F grote terts, 1790

     40 anthems

     1 ode

     1 kamermuziekwerk

     8 orgelwerken

     klavecimbelwerken

- Eight Setts of Lessons for the Harpsichord, 1784

     Catches, Canons and Glees

- To all lovers of harmony, 1770

- O fairest maid, 1775

- Wilt thou lend me thy mare,1775

- Fear no more the heat of the sun voor twee sopranen en bas, 1775

 

Girolamo Abos (Avos, d'Avossa) (Valletta, Malta, 16 november 1715 – Napels, mei 1760) , werd als Geronimo Abos gedoopt. Hij was de zoon van de Spanjaard Gian Tommaso Abos en Rosa Farrugia. Girolamo Abos verhuisde in 1725 naar Napels. Vanaf 1729 studeerde hij aan het Conservatorio dei Poveri di Gesù Cristo bij Ignazio Prota, Francesco Feo, Gaetano Greco, Gerolamo Ferraro, Leonardo Leo en Francesco Durante. Girolamo Abos was vanaf 1742 docent aan verschillende conservatoria in Napels. In oktober 1742 werd hij „maestro aggiunto“ (plaatsvervanger) van Ignazio Prota aan het Conservatorio di Sant’Onofrio a Porta Capuana. Toen Prota in 1748 stierf, werd Girolamo Arbos zangleraar aan het conservatorium en bleef dat tot zijn dood. In 1742 en 1743 was hij onderdirecteur van Francesco Feo bij de Poveri di Gesù Cristo. In 1749 werd hij maestro di capella en organist an de Metropolitaankerk in Napels.

In 1751 trouwde hij met Andrea Gautier. In 1754 werd hij onderdirecteur van het Conservatorio della Pietà dei Turchini. In 1756 werd hij Maestro al Cembalo (dirigent) aan het Italiaanse Theater in Londen. In 1758 kwam hij bij het Conservatorio della Pietà de' Turchini terug. Giovanni Paisiello, Niccolo Piccinni en Benigno Zerafa waren leerlingen. In 1759 trok hi zich terug uit zijn docentschappen.

Girolamo Abos componeerde

     14 opera’s

     1 oratorium

     7 missen

     5 motetten en psalmzettingen

     9 aria’s en duetten

 

Gennaro Manna (Napels, 12 december 1715 – 28 december 1779) was de zoon van componist Giuseppe Maria Manna en Caterina Feo, een zus van de componist Francesco Feo. Gennaro Manna studeerde bij zijn oom Francesco Feo, die de leiding had van het Conservatorio San Onofrio a Capuana in Napels. Vanaf 1744 was Gennaro Manna kapelmeester aan de kathedraal van Napels en later ook bij de kerk Santa Annunziata. In 1755 kreeg hij de leiding van het Conservatorio di Santa Maria di Loreto.

Gennaro Manna componeerde

     13 operas 

- Achille in Sciro, opera seria, libretto Pietro Metastasio, 1745

     10 oratoria

     12 missen

     140 andere religieuze werken

     aria’s

 

Gaspard Fritz (Geneve, Zwitzerland, 18 februari 1716 – 23 maart 1783) was de zoon van vioolleraar Philippe Fritz, afkomstig uit Celle en Jeanne Guibordanche. Zelf trouwde Gaspard Fritz in 1737 met Charlotte Foix. Ze kregen vier kinderen. Gaspard Fritz studeerde bij Giovanni Battista Somis in Turijn. Vanaf 1737 werkte Gaspard Fritz als violist en muziekleraar in Geneve.

Gaspard Fritz componeerde

     6 sinfonieën

     1 concerto

     6 kwartetsonaten

     12 sonaten voor viool (of fluit) en basso continuo

     6 triosonaten voor twee strijkers en basso continuo

     6 sonaten voor 2 violen

 

Juan Manuel González Gaitán y Arteaga (Cordoba, gedoopt 24 juni 1716 – 30 juni 1804) was de zoon van Bartolomé González Gaitán en Ana Luisa de Arteaga. Vanaf 14 mei 1725 komt hij in de annalen van de Kathedraal van Cordoba voor als koorknaap. Hij studeert daar ook muziek en als hij 18 jaar is, in 1734 vraagt hij toestemming en een beurs om in Italië verder muziek te gaan studeren. Dat wordt toegestaan, en in Italië gaat hij in Napels studeren. 12 juli 1741 wordt hij benoemd als maestro de capilla in de kathedraal van Segovia, dus hij zal in Italië wel wat geleerd hebben. In de tijd daarna solliciteert hij nogal eens naar andere betrekkingen, maar dat wordt nooit wat. Vanaf 17 februari 1752 is hij maestro de capilla in de kathedraal van Cordoba. Hij blijft daar aan het werk tot zijn dood. Hij is begraven in de kapel van San Acacio in de kathedraal van Cordoba.

Juan Manuel González Gaitán componeerde

     30 Latijnse religieuze werken

     110 villancicos

     liederen

 

Johann Heinrich Rolle (Quedlinburg, 23 december 1716 – Maagdenburg, 29 december 1785) was de zoon van muzikant en componist Christian Friedrich Rolle en Anna Sophia. De begaafde Johann Heinrich kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader. In 1722 verhuisde het gezin naar Maagdenburg, daar kon vader Christian Friedrich cantor worden aan het altstädtischen Gymnasium en muziekdirecteur van de stad. Johann Heinrich werd in 1734 organist aan de Sankt-Petrikerk. In 1737 ginghij naar Leipzig om daar rechten te gaan studeren. Afgestudeerd werkte hij even als jurist in Berlijn. In 1741 werd hij violist en later altviolist aan het hof van de Pruisische koning Frederik II in Berlijn. In 1746 kwam hij weer in Maagdenburg terug en werd daar organist aan de Sankt-Johanniskerk. In 1752 volgde hij zijn overleden vader op als cantor aan het Altstädtisches Gymnasium en muziekdirecteur van de stad Maagdenburg. In die functie organiseerde hij vanaf 1764 stadsconcerten, waar bezoekers van ver buiten de regio op afkwamen. Elk jaar 12 tot 16 concerten.

In 1758 trouwde Johann Heinrich Rolle met koopmansdochter Rahel Christiana Jacobi. Ze kregen vier kinderen.

In 1767 solliciteerde Johann Heinrich Rolle samen met Carl Philip Emmanuel Bach naar de positie van muziekdirecteur van Hamburg. Me één stem verschil koos de raad van Hamburg voor Carl Philip Emmanuel Bach. In 1785 overleed Johann Heinrich Rolle na twee beroertes

Johann Heinrich Rolle componeerde veel werken, waarvan het meeste verloren is gegaan

     21 muziekdrama’s, een soort kruising van oratorium en opera

- Die Befreiung Israels, libretto Justus Friedrich Wilhelm Zacchariae, beeldend en dramatisch, 1774

     8 passionen

- Lukaspassion, 1744

- Matthäuspassion, 1748, ook indrukwekkend

     60 cantates

     88 motetten

     68 (series) liederen

     10 sinfoniën

     13 klavecimbelconcerten

     10 triosonates

     8 sonates

     20 klavecimbel- en / of orgelwerken

 

Giovanni Andrea Fioroni (Fiorini, Florono) (Pavia, Italië, 1716 – Milaan, 1778) was de zoon van Giuseppe en ene Orsola, waarvan we geen achternaam weten. Giovanni Andrea Fioroni begon zijn muziekopleiding in Pavia en zette die voort aan het Conservatorium Pietà dei Turchini in Napels bij Leonardo Leo. Vanaf 1747 was hij maestro di cappella in Como, daarna verhuisde hij naar Milaan, waar hij als opvolger van Giovanni Battista Sammartini maestro di cappella en organist aan de Dom werd. Hij was docent van onder meer Alessandro Rolla, Quirino Gasparini en Tommaso Marchesi, 24. November 1765 werd Giovanni Andrea Fioroni opgenomen in de Accademia in Bologna. Begin 1770 maakt hij kennis met Leopold en Wolfgang Amadeus Mozart.

Giovanni Andrea Fioroni componeerde

     1 opera

     2 oratoria

     2 cantates

     16 missen voor 4, 5 en 8 stemmen

     2 requiems

     24 gloria’s voor 8 stemmen

     10 credo’s voor 8 stemmen

     36 ingressae

     40 offertoria

     30 antifonen

     62 gezangen

     32 psalmen

     74 motetten

     13 magnificats

     4 litanieën

     5 Salve Regina’s

     5 Te Deums

     10 Paternosters

     20 sinfoniën

     1 trio

 

Georg Matthias Monn (geboren als Johann Georg Mann) (Wenen, 9 april 1717 – 3 oktober 1750) was de oudste zoon van koetsier Jakob Mann en Catherina Päsching. Georg Matthias Monn werd benoemd als organist in Klosterneuburg bij Wenen, daarna in Melk in Beneden Oostenrijk en in Karlskirche in een buitendistrict van Wenen. Hij overleed aan tuberculose op zijn 33ste jaar. Hij had zijn naam veranderd om niet te worden verwisseld met zijn jongere broer Johann Christoph Monn, die ook muzikant en organist was. Hun werken worden niettemin nogal eens door elkaar gehaald.

Georg Matthias Monn componeerde

     missen

     3 motetten

     16 symfonieën.

- Symfonie in F grote terts, 1740, De eerste vierdelige symfonie met als derde deel een Menuet, ooit geschreven.

     12 concerten

- klavecimbelconcert in D grote terts, door Arnold Schönberg “vrij” gearrangeerd tot een concerto in D grote terts voor cello voor Pablo Casals. Pablo Casals speelde het nooit, omdat hij het niet onder de knie kon krijgen, maar later werd het opgenomen door Yo–Yo ma en veel andere celisten.

- celloconcerto in g kleine terts, 1746. Arnold Schönberg werkte het continuo apart uit, ook voor Pablo Casals. Wondermooi concert 

     23 kamermuziekwerken

     40 sonates voor klavecimbel

     8 orgelwerken

Willem Gommaar Kennis (Lier, Vlaanderen, België, 30 april 1717 - Leuven, 10 mei 1789) begon als koorknaap en vanaf zijn elfde als violist in het kerkorkest van de Sint-Gummaruskerk in Lier. In 1742 werd hij er zangmeester met als taak nieuwe muziekstukken te componeren of aan te schaffen voor de diverse liturgische plechtigheden.

Begin 1750 werd hij benoemd tot zangmeester aan de collegiale Sint-Pieterskerk te Leuven, waar hij de rest van zijn leven werkzaam zou Blijven. Hij werd er vooral bekend als vioolvirtuoos, en als componist van instrumentale werken voor kleine ensembles. Op zijn doorreis door Europa schreef de Engelse muziekbiograaf Charles Burney in 1772 in zijn dagboek: „Kennis is niet alleen de beroemdste violist van Leuven, maar van het hele land, de soli die hij voor zijn instrument schrijft, zijn zo lastig dat niemand ze durft uit te voeren”. Toen keizerin Maria Theresia het virtuoze spel van Willem Gommaar Kennis gehoord had, deed ze hem een waardevolle viool van vioolbouwer Jakob Stainer cadeau, die hij voor de keizerlijke familie had gebouwd. Zijn zoon Guillaume-Jacques-Joseph Kennis (1768–1845) volgde zijn vader als kapelmeester in Leuven op en werd door de Franse Revolutieregering vanaf 1803 aangesteld als kapelmeester aan de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen om daar de kerkmuziek te reorganiseren.

Willem Gommaar Kennis componeerde

     1 missa pro defunctis

     een verzameling 4-stemmige motetten met orgelbegeleiding

     andere religieuze werken

     6 symfonieën voor vier instrumenten

     6 strijkkwartetten

     24 triosonaten

     6 vioolsonates

     6 duetten voor viool en violoncello

     18 duo’s voor 2 violen, waarvan er 6 (opus 4, 1761, Engelse uitgave) tot 1950 aan Johann Christian Bach toegeschreven waren

 

Johann(es) Wenzel Anton Stamitz (eigenlijk Jan Václav Antonín Stamic, Deutsch Brod, Bohemen, nu Havlíčkův Brod, Tsjechië, 19 juni 1717 ingeschreven – Mannheim, Baden-Württemberg, 27 maart 1757) komt uit een Sloweense muzikantenfamilie. Zijn vader Anton Ignaz Stamitz was organist, van hem kreeg Johann zijn eerste muzieklessen. Hij volgde het Jezuïeten-gymnasium te Iglau (Jihlava) en studeerde van 1734 tot 1735 aan de Karelsuniversiteit in Praag filosofie en muziek. Na dat jaar had hij het op de Universiteit wel gezien en begon hij een carrière als vioolvirtuoos. In 1742 werd Johann Stamitz kamermusicus bij keurvorst Karel Theodoor van Beieren in Mannheim.

In 1745 werd hij hofkapelmeester en maakte hij het orkest in heel Europa beroemd. Hij was daarmee oprichter van de Mannheimer Schule, die grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de symfonie en de manier van het orkestspel. Johann Stamitz gaf de tot dan driedelige symfonie standaard een vierde deel in de vorm van het menuet (voor het eerst in 1740 toegepast door Georg Matthias Monn; de blaasinstrumenten kregen in het orkest meer gewicht, klarinetten gingen er deel van uitmaken. Een specifiek kenmerk is onder andere de zogenoemde Mannheimer Rakete, een snelle crescendo-uitbraak over stijgende noten.

Johann Stamitz trouwde op 1 juli 1744 met Maria Antonia Lüneborn. Zij kregen vijf kinderen, van wie er twee al vroeg overleden. Zijn twee zonen Carl en Anton Stamitz waren ook belangrijke componisten. Johann Stamitz was een veelgevraagde vioolleraar die door zijn lessen ook een belangrijke invloed heeft uitgeoefend op de loop van de muziekgeschiedenis.

In Mannheim is in 1907 een straat naar hem genoemd. Het kunstenaarsgilde Esslingen in Baden-Würtemberg verleent elk jaar aan een componist de Johann-Wenzel-Stamitz-Prijs.

Johann Stamitz componeerde

     58 symfonieën

- Symfonie in D grote terts voor twee traverso's, twee hoorns, strijkers en basso continuo

     10 orkesttrio’s (symfonieën voor strijkorkest)

     35 concerten

Concert in Bes groot, voor klarinet, strijkorkest en twee hoorns ad libitum, het eerste klarinetconcert ooit.

     2 missen

     6 andere vocale werken

     35 kamermuziekwerken

 

Christoph Nichelmann (Treuenbrietzen, Brandenburg, 13 augustus 1717 – Berlijn, 20 juli 1762) kwam in 1730 als leerling op de Leipziger Thomasschool en kreeg zo les van  Johann Sebastian Bach. In 1733 ging hij naar Hamburg en studeerde daar theatermuziek bij Telemann, Mattheson en Keiser. In 1739 verhuisde hij naar Berlijn, waar hij studeerde bij Quantz en Graun. Na enkele buitenlandse reizen werd hij in 1745 bij het hoforkest van Frederik de Grote naast Carl Philip Emanuel Bach tweede hofcembalist. In Berlijn werkte hij ook als klavecimbelleraar.

16 augustus 1746 trouwde  Christoph Nichelmann met Johanna Christina Guthmann, de dochter van een Berlijnse koopman. Ze kregen twee kinderen. Onder meer de Zevenjarige oorlog was er de oorzaak van dat hij in armoede overleed. 

Christoph Nichelmann componeerde

     1 serenade

     1 cantate

     1 requiem

     1 ouverture

     4 sinfonia’s

     18 klavecimbelconcerten

- Concerto per il Cembalo concertante c klein D-B M.TH. 169

     1 vioolconcert

     3 sonates

     2 triosonates

     22 liederen.

     19 klavecimbelsonates

- 6 brevi sonate da cembalo massime all’uso delle dame (vooral voor dames, dus), opus 1, 1745

- 6 brevi sonate da cembalo all’ uso di chi ama il cembalo (voor iedereen die van kalvecimbel houdt), opus 2, 1745.

 

Francesco Zappa (Milaan, Italië, 1717 – Den Haag, 17 januari 1803) was beroemd om zijn virtuoze cellospel. Hij werkte aanvankelijk aan het hof van de Siciliaanse Graaf Catani. Van november 1763 tot midden 1764 werkte hij voor de Hertog van York, toen die in Italië verbleef. In het najaar van 1764 maakte Francesco Zappa  met zijn collega Ricci een rondreis door Europa. Langs Dresden, Frankfurt, Mainz en Mannheim kwamen ze terecht in de Nederlanden, waar ze verschillende concerten gaven. Dat beviel zo goed dat Francesco Zappa  besloot in Den Haag te gaan wonen. 30 jaar lang deed hij regelmatig dienst bij het hof van de Prins van Oranje. Voor het eerst stond hij daar bij de winterconcerten van het hof in 1766 op de betalingslijsten. Hij maakte ondertussen steeds concertreizen naar Duitsland, Polen en Frankrijk, waar hij om zijn mooi cellospel hoog gewaardeerd werd. Aan het eind van de 1780–er jaren was hij nog seeds “Maître de musique à la Haye”. Hij kreeg 1 Augustus 1791 een permanente verblijfsvergunning voor de residentie. Een soort Nederlanderschap. 2 november 1794 gaf Francesco Zappa zijn laatste hofconcert. Daarna trad stadhouder Willem V af en vluchtte met zijn gezin voor de Franse invasie van het leger van Napoleon naar Engeland. Einde van de hofconcertcultuur.

Francesco Zappa componeerde, met in al zijn werken vaak een prominente rol voor de cello:

     7 symfonieën

- symfonie in Bes (cello symfonie)

- symfonie in D.

     onduidelijke andere werken

     32 triosonates

     47 sonates en andere kamermuziekwerken voor 1 tot 4 instrumenten

     12 pianosonates

     liederen

 

Emanuele Barbella (Napels, 14 april 1718 – 1 januari 1777) kreeg zijn vioollessen van zijn vader Francesco Barbella, violist en docent aan de het Conservatorio di Santa Maria di Loreto, Daarna studeerde Emanuele Barbella nog viool bij Angelo Zaga en Pasquale Bini en muziektheorie en compositie bij Michele Caballone. Toen Michele Caballone in 1740 overleed, studeerde hij nog verder bij Leonardo Leo. In 1753 werd Emanuele Barbella eerste violist aan het Teatro Nuovo in Napels en vanaf 1761 maakte hij tot zijn dood deel uit van het orkest van het Teatro San Carlo. Tijdens de 60-erjaren van de 18de eeuw maakte hij nog een uitstap naar Engeland. Ignazio Raimondi was een leerling van hem

Emanuele Barbella componeerde

     1 opera

     2 concerti

     18 trio’s

     6 triosonates

     30 sonates

- 4 sonates voor 2 mandolines

- 1 sonate voor twee mandolines en bas

     45 duetten

- 33 duetten voor 2 violen (of mandoline en basinstrument)

 

Friedrich Wilhelm Marpurg (Seehof, Brandenburg, 21 november 1718 – Berlijn, 22 mei 1795) reisde in 1746 als secretaris van Generaal Rothenberg naar Parijs. Daar maakte hij kennis met belangrijke denkers en kunstenaars, zoals schrijver en filosoof Voltaire, mathematicus d'Alembert en componist Jean-Philippe Rameau.

Daarna reisde hij terug naar Berlijn. In 1760 kreeg hij een betrekking bij de Koninklijke Pruisische Loterijen, waarvan hij in 1763 directeur werd. In 1766 werd zijn zoon geboren: Johann Friedrich Marpurg, die een beroemd violist zou  worden.

Friedrich Wilhelm Marpurg was vooral een belangrijke Duitse musicoloog, die veel toonaangevende muziektheoretische werken publiceerde. 

Friedrich Wilhelm Marpurg componeerde

     klavecimbelwerken,

     orgelwerken

     liederen.

 

Giovanni Battista Zingoni (Singoni, Zingone) (Florence, Italië, tussen 1718 en 20 – Colligis, bij Laon, Frankrijk, 21 april, 1811) studeerde in Napels aan het Conservatorio di Santa Maria della Pietà dei Turchini. Van 1751 tot 1752 was hij bezig in Savona als tenorzanger en maestro di cappella, van 1753 tot december 1754 deed hij hetzelfde aan de San Ambrogio in Alassio. Vanaf 1756 was hij een veelgevraagde zanger in de grote Europese steden. In 1759 werd hij zanger en componist bij het operagezelschap van de familie De Amicis. In de herfst van 1760 werd zijn opera Zenobia uitgevoerd in Amsterdam met Anna Lucia De Amicis in de hoofdrol. In 1762 en 1763 was Giovanni Battista Zingoni met het De Amicis gezelschap in Ierland en Engeland en trad hij daar ook bij andere gelegenheden veel op als zanger. Vanaf februari 1764 was Giovanni Battista Zingoni in Nederland maestro di cappella en zanger bij het hoforkest van het huis van Oranje en gaf hij les aan de prinsessen van het sadhoudersgezin. Betalingsbewijzen geven aan dat hij van van 1764 tot 1768 en van 1778 tot 1781 betaad werd door het stadhoudershof. en dat hij van 1782 tot 1810 een jaarlijks pensioen genoot. Vanaf 1786 woonde hij in Colligis in Frankrijk, waar hij op 91-jarige leeftijd overleed.

Giovanni Battista Zingoni componeerde

     5 opera’s

- Les passetemps de l’amour 176?

     8 aria’s

     3 motetten

     8 symfonieën

 

Vincenzo Legrenzio Ciampi (Piacenza d’Adige ?, 2 april 1719 – Venetië, 30 maart 1762) studeerde bij Francesco Durante en Leonardo Leo in Napels. Zijn eerste opera componeerde hij op zijn 18de in 1737. In 1746 en 1747 was hij in Palermo. Van 1748 tot 1756 leefde en werkte hij in Londen. In 1760 werd hij maestro di coro aan het Ospedale degli Incurabili in Venetië, één van de vier meisjesconservatoria daar. Zijn opera buffa Bertoldo alla corte uit 1748 op tekst van Carlo Goldoni, werd in alle grote operahuizen ijn Europa uitgevoerd en had een behoorlijke invloed op opera-ontwikkeling in heel Europa, vooral in Duitsland.

Vincenzo Ciampi componeerde

     23 opera’s

- L’Adriano, 1748 in Londen in 1750 gereviseerd als  Adriano in Siria, libretto Metastasio

     4 oratoria

     1 mis

     20 motetten

     20 aria’s

     24 concerti

     9 ouvertüre-suites

     24 triosonates

     6 sonates voor klavecimbel

     25 solfeggi’s voor zangstem

 

 

Antoine (Anton, Antonio) Mahaut (Mahault, Mahoti, Mahout) (Namen, België, 4 mei 1719 – omstreeks 1785) kwam uit een muzikantenfamilie en leerde vermoedelijk muziek van zijn vader, die fluitist was. Op zijn 15de kwam hij in dienst van de Bisschop van Namen, Thomas Strickland van Sizergh, met wie hij naar in 1735 Londen reisde. Hij ontmoette daar uitgever John Walsh, die zijn duo’s voor twee dwarsfluiten publiceerde. In 1737 terug in Namen, was hij tot 1739 in dienst van de vrouw van Walter de Colijaer. Hij woonde en werkte van 1739 tot 1760 in Amsterdam, waarbij hij ook naar allerlei steden in Europa reisde. Om zijn schuldeisers te ontlopen trok hij in 1760 Parijs. Antoine Mahaut bracht zijn laatste levensjaren door in een klooster in Frankrijk.

Antoine Mahaut componeerde

     1 motet

     12 symfonieën

     23 fluitconcerten

     20 duo’s (= sonates) voor twee fluiten of twee violen

     6 sonates voor fluit en basso continuo

     11 sonaten voor fluit, viool of hobo

     16 triosonates voor twee fluiten of 2 violen en basso continuo

     2 Recueils (verzamelingen van stukjes)

     9 tijdschriftafleveringen: 

Maendelyks musikaels tydverdryf, bestaende in nieuwe hollandsche canzonetten of zang liederen, op d'tialiaensche trant in't musiek gebragt, met een basso continuo. Meede zeer bekwaem om op de clave-cimbael, viool, dwarsfluit, hoboë en andere instrumenten gespeelt te worden.  1751-1752. Aria's en liederen van zijn hand in Italiaanse stijl.

     dwarsfluitmethode, 1759

- Nouvelle méthode pour apprendre en peu de temps а jouer la flute traversière

 

William Walond (Oxford, Engeland, gedoopt 16 juli 1719 – begraven 21 augustus 1768) werkte vanaf 1753 als assistent organist aan de Christ Church Cathedral in Oxford. In 1757 kreeg hij daar een bachelor als organist en componist. Hij had 14 kinderen. Zijn oudste zoon William Walond Jr. (omstreeks 1750-1836) was de laatste 'Organist' van de Chichester Cathedral, daarna heette de post vanaf 1801 “Koormeester”.

William Walond componeerde

     1 ode voor St Cicilia’s day

     1 anthem

     6 voluntaries voor orgel of klavecimbel, opus 1, 1752

- Voluntarie opus 1 nr. 5 in G grote terts, zijn bekendste compositie, nogal eens romantisch bewerkt, bijvoorbeeld door Harry Wall (1871-1940) als Introductie en Toccata in G grote terts,

     10 voluntaries voor orgel of klavecimbel, opus 2, 1758, best wel de moeite waard, al worden ze nooit uitgevoerd.

 

Johann Georg Leopold Mozart (Augsburg, 14 november 1719 – Salzburg, 28 mei 1787), zoon van Johann Georg Mozart (1679–1736), een boekbinder, en zijn tweede vrouw, weversdochter Anna Maria Sulzer (1696–1766), volgde een schoolopleiding bij de Jezuïeten op het  Sint Salvator Gymnasium. Vanaf 1735 studeerde hij aan de Benedictijner Universiteit van Salzburg. Hij maakte zijn rechtenstudie daar nooit af, omdat hij meer interessen in de muziekwereld had. Hij kreeg een baan als musicus bij de aartsbisschop van Thurn-Valsassina en Taxis in Salzburg. In 1743 begon hij als vierde violist in het Salzburgse hoforkest van vorst-aartbisschop Leopold Anton Freiherr von Firmian, waar hij langzaam in positie opklom, tot  vicekapelmeester in 1763.

Leopold Mozart trouwde op 21 november 1747 met Anna Maria Pertl. Ze kregen zeven kinderen, van wie er vijf op jonge leeftijd overleden: alleen Maria Anna Walburga Ignatia ("Nannerl", 1751) en Wolfgang Amadeus ("Woferl'", 1756) overleefden hun ouders. In 1756 schreef Leopold Mozart het boek Versuch einer gründlichen Violinschule, dat hij later nog enige malen zou bewerken. Dit boek werd vrijwel direct vertaald in het Frans en in het Nederlands ("Grondig Onderwijs in het behandelen van de viool", uitgave J. Enschede in Haarlem, 1766) en geldt nog steeds als één van de belangrijkste muziekleerboeken uit de tweede helft van de 18e eeuw.

Vanaf ongeveer 1760 hield Leopold Mozart zich vooral bezig met de (muzikale) opvoeding van zijn kinderen. Met de jonge Wolfgang trok hij door heel Europa. Na de dood van zijn vrouw in 1778 (met wie hij zeer gelukkig getrouwd was) verslechterde het contact tussen Leopold en Wolfgang Amadeus. Leopold Mozart is overleden aan maagkanker en begraven op de begraafplaats van de San Sebastiankerk in Salzburg.

Cliff Eisen heeft met medewerking van Christian Broy de Leopold-Mozart-Werkverzeichnis (LMV) samengesteld.

Leopold Mozart componeerde

     50 symfonieën,

- Sinfonia da Caccia  in G grote terts voor vier hoorns en strijkers, hondengeblaf en geweerschoten 1756

- Sinfonia da Camera voor corno da caccia (jachthoorn), viool, strijkers en basso continuo in D grote terts, LMV VII:D5, hoorn en strijkers fraai geïnegreerd samenspel.

- Symfonie in G grote terts, "Neue Lambacher", LMV VII G16,  interessant, in het verleden toegeschreven aan Wolfgang Amadeus vanwege de aanduiding dat de sinfonia gecomponeerd was door “signor Mozart”. Dat was vader Leopold dus.

     9 divertimenti

- divertimento in D grote terts Bauernhochzeit” met doedelzakken, hakkeborden, kinderfluitjes en pistoolschoten, 1755.

- divertimento in F grote terts („Die musikalische Schlittenfahrt“)  LMV VIII:8, 1755,  Een toonschildering van een nachtelijke rijtoer door een dichtgesneeuwd landschap, die een jongedame onderneemt, compleet met belgerinkel, hoefgetrappel en het bibberend tandenklapperen van de jonge vrouw.

- cassation in G grote terts, ook wel Speelgoedsymfonie of Kindersymfonie, 1759,  LMV VIII:7; Het 7-delige werk wordt regelmatig rond kerstmis uitgevoerd. De bezetting bestaat de gebruikelijke orkestinstrumenten en daarnaast speelgoedinstrumenten, zoals een koekoeksfluit, een kleine trom en een ratel. Het is Leopold Mozarts bekendste werk geworden. Of de symfonie echt van Leopold Mozart is, is nog steeds onduidelijk. De naam van de Tiroolse componist Edmund Angerer wordt genoemd. 

     30 serenades

- Serenade in D grote terts voor trompet, alttrombone en orkest, LMV VIII:9,  9-delige serenade, die met een mars begint en verderop twee miniconcertjes heeft

     5 concerten

- Concerto voor 2 hoorns in Es grote terts, LMV IX:9

     4 missen,

- Missa solemnis in C grote terts, 1753, mooi werk, hoogtepunt uit zijn oeuvre

     12 oratoria,

     2 cantates,

     10 motetten

     5 (series)pianowerken

     9 (series) liederen voor zangstem en piano

www.leopold-mozart.de

 

Luís Álvares Pinto (Recife, Pernambuco, Brazilië, 1719 – 1789) was afkomstig uit een mulattenfamilie en studeerde humanistiek en muziek in Lissabon, in Portugal bij Henrique da Silva Negrão. Luís Álvares Pinto was Mestre de Capela van de parochiekerk Igreja da "Irmandade de Nossa Senhora do Livramento" en van de kerk Igreja de "São Pedro dos Clérigos", in Recife.

Naast zijn composities schreef hij muziektheoretische boeken.

Luís Álvares Pinto componeerde

     Te deum Laudamus, 1760

     Salve Regina

     5 Divertimentos harmônicos, voor vier stemmen a cappella

- nr. 1 Beata virgo 

- nr. 5 Oh! Pulchra es 

     1 serie van meer dan 25 orgelwerken

Lições de solfejo

 

Johan Nicolaas Lentz (Gau-Bickelheim ?, 1719 of januari 1720 – Rotterdam 1782) zou volgens zijn trouwakte geboren zijn te Gau-Bickelheim, maar omdat hij daar niet in de doopboeken voorkomt, wordt dit betwijfeld. Wel bekend is dat de (mogelijke) ouders van Johan Nicolaas Lentz in 1720 naar Gau-Bickelheim zijn verhuisd. In 1749 trouwde Johan Nicolaas Lentz te Rotterdam met de wijnhandelaarsdochter Sebilla Brouwer. Na de dood van zijn schoonvader bleef Johan Nicolaas Lentz betrokken bij diens wijnhandel. Hij bleef ook lesgeven op toetsinstrumenten en werkt als keurder van orgels. Daarbij raakte hij in een conflict met Hermanus en Joachim Hess, wat tot een rechtszaak leidde.

Johan Nicolaas Lentz componeerde

     3 klavecimbelconcerten

     1 sonate voor viool met obligaat clavecimbel