Componisten vanaf 1932
Éliane Radigue (*Parijs,Frankrijk, 24 januari1932) werd geboren en groeide op in Parijs. Ze studeerde piano en harp en begon al jong te componeren. Éliane Radiguekreeg les van Pierre Schaeffer, de initiatiefnemer van demusique concrète. Ze werkte in zijn Studio d'essai wanneer ze in Parijs was. Ze trouwde met de kunstschilderArmaninNice. Het echtpaar kreeg drie kinderen. In 1967 scheidde Éliane Radiguevan Armnan, Ze verhuisde naar Parijs, ging daar componeren en was assistente van Pierre Henry in de Apsome studio, waar ze haar techniek ontwikkelde In 1970 bracht ze een jaar door inNew York, waar ze werkte metsynthesizersaan deNew York-universiteit, in een studio die ze deelde metLaurie Spiegel. Ze componeerde werken die uitsluitend gebaseerd waren op het gebruik van de synthesizer, een Buchla-model geïnstalleerd door Morton Subotnick. De modulaire synthesizer ARP 25001 werd tot 2000 haar instrument. In de loop van de tijd werden haar composities meer experimenteel met bewerkingen van geluidsbanden. Vanaf 1974 verdiepte Éliane Radigue zich in het Tibetaans boeddhisme. Later bekeerde ze zich tot deze religie en wijdde zich drie jaar aan de Tibetaanse meester Pawo Rinpoche, die haar vervolgens terugstuurde naar de muziek. Kenmerkend voor de musique concrète vanÉliane Radigue zijn het gebruik van aanhoudende tonen, fluitende enrondzingendetonen, extreme tijddilatie en minieme variaties in de geluidscomponenten. sinds 2002 componeert Éliane Radiguevoor akoestische instrumenten. Éliane Radigue componeerde in elk geval • 25 elektronische musique concrète werken • 6 series akoestische werken - 27 Occam werken - 28 Occam River werken - 19 Occam Delta werken - 5 Occam Hexa werken - Occam Hepta I voor Ensemble Dedalus (gitaar, altviool, trombone, trompet, viool, fagot en cello), 2018 - Occam Océan I voor groot ensemble, 2015, de instrumenten brengen een voortdurende getijdensstroom aan klanken voort.
John Towner Williams (*Flushing Queens, New York, 8 februari 1932) was de oudste zoon uit het gezin van Esther en Johnny Williams. Zijn vader, een jazzdrummer, was een van de oorspronkelijke leden van het Raymond Scott Quintet en was later percussionist in het CBS Radio Orchestra en in het NBC's Your Hit Parade. Vanaf zijn zevende jaar leerde hij John piano spelen; later ook trombone, trompet en klarinet. In 1948 verhuisde het gezin naar Los Angeles, waar zijn vader freelancer was bij veel filmstudio-orkesten. Nadat John Williams in 1950 afgestudeerd was aan de North Hollywood High School, volgde hij cursussen piano en compositie aan de UCLA en privélessen bij pianist-arrangeur Bobby van Eps. Nadat hij in 1951 werd opgeroepen voor militaire dienst, ging hij voor drie jaar naar de United States Air Force, waar hij voor het luchtmachtorkest dirigeerde en arrangeerde. Na zijn ontslag uit militaire dienst in 1954 studeerde hij in New York aan Juilliard School piano bij Rosina Lhevinne. Om aan de kost te komen, werkte hij 's avonds als pianist in jazzclubs. Na dat jaar keerde hij terug naar zijn familie in Los Angeles. In 1957 werd hij in aangenomen door Columbia Pictures, één van de grote filmmaatschappijen, in dirigent Morris Stoloffs Pictures Orchestra, waar zijn vader ook lid van was. Het was de opzet tot het schrijven van tientallen filmscores. In 1974 werd John Williams benaderd door de nog jonge regisseur Steven Spielberg, die, naar aanleiding van de score voor The Reivers, aan John Williams vroeg of hij zijn debuutfilm wou voorzien van muziek. Williams stemde in en dit was, zonder dat ze het zelf wisten, het begin van een lange samenwerking, één van de langste in de geschiedenis van de film. Williams heeft sindsdien op één na (The Color Purple) alle films van Steven Spielberg van muziek voorzien. Toen George Lucas in 1977 iemand zocht voor de muziek van zijn film Star Wars, raadde Steven Spielberg hem John Williams aan. Op 10 januari 1980 verklaarde het Symphony Management dat het een driejarig contract had gesloten met John Williams, die zo de negentiende dirigent werd van de Boston Pops. Hij was er twaalf jaar lang dirigent, tot hij in 1993, op zijn 61e, met pensioen ging. Hij kreeg 51 keer een Oscarnominatie Zijn echtgenote, met wie hij al negentien jaar getrouwd was, stierf in 1974 aan hersenbloedingen. Williams trouwde een tweede maal op 9 juni 1980 in King's Chapel House in Boston met Samantha Winslow, een fotografe en binnenhuisarchitecte die hij in Hollywood al vijf jaar kende. Hoewel hij in Boston woont, houdt hij de banden met Los Angeles strak door zijn interesse in filmmuziek en omdat zijn familie er woont. Zijn zoons Joseph en Mark hebben er hun muzikale carrières. John Williams componeerde • 1 musical • 18 concerten - Vioolconcerto nr. 1, 1976, broeierig werk, opogedragen aan zijn plotseling overleden vrouw - Tuba Concerto, 1985 - Klarinetconcet, 1991 - celloconcert, 1994 - The Five Sacred Trees, fagotconcert, 1995, gecomponeerd voor Judith LeClair, eerste fagottist van de New York Philharmonic. De inspiratie voor het werk komt van de schrijfsels van de Britse dichter en romanschrijver Robert Graves. Elk van de vijf delen vertegenwoordig een boom uit de oude Keltische mythologie. Melodieus en sfeervol werk. - Escapades voor Altsaxofoon en orkest, 2002, afkomstig uit de Catch Me If You Can filmscore. Melodierijkdom - trompetconcert, 1996 - hoboconcet, 2011 - Scherzo voor piano en orkest, 2014 - Markings, voo soloviool, strijkorkest en harp, 2017 - Vioolconcerto nr. 2, 2021, geschreven voor Anne-Sophie Mutter • 36 andere twerken voor orkest en harmonie-orkest - Adventures on Earth, 1982, orkestsuite uit de film E.T. the Extra-Terrestrial - Stars Wars: A New Hope, Suite voor orkest, 1999, muziek uit de Star Wars films • 4 kamermuziekwerken • 2 (series) werk voor cello solo • 1 werk voor gitaar solo - Rounds, 2012, geschreven voor de Parkening International Guitar Competition • 100 filmscores (5 Oscars) - The Long Goodbye, 1973, regie Robert Altman, gebaseerd op de gelijknamige roman van Raymond Chandler uit 1953 - Jaws reeks 1-2, 1975, 1978, 1987 - Star Wars beide trilogieën; deze belangrijke bijdrage aan eigentijdse filmmuziek heeft vanaf geleid tot een groot aantal concerten: Star Wars in Concert, 1977, 1980 (The Empire Strikes Back), 1983, 2002, 2005, spectaculair. Driekwart van het Star Wars-thema leende John Williams van zijn collega Erich Korngold, die een soortgelijk motiefje had gecomponeerd voor de film Kings Row uit 1942 - Close Encounters of the Third Kind, 1977 - E.T. the Extra-Terrestrial, 1982 - Superman, 1983, 1987 - Indiana Jones, 1981, 1984, 1989, 2008, In de eerste film Raiders of the lost ark, 1981, deed The Raiders March zijn intree, het "leitmotief" van Indiana Jones. - Home Alone, 1990, regie Chris Columbus - JFK, 1991 - Schindler's List, 1994, met als thema een emotionele vioolsolo, gespeeld door Itzhak Perlman; ontroerend smartelijk en betoverend. - Jurassic Park reeks 1-3, 1993, 1997, - SevenYears in Tibet, 1997, regie Jean-Jacques Annaud, mooie cellosolo van Yo-Yo Ma - Saving Private Ryan, 1998, verpletterende openingsmuziek - Harry Potter, 2001, 2002, 2004, 2005, 2007, 2008, 2010 De Gevangene van Azkaban, 2004, met blokfluiten in de orkestpartituur (!) - Catch me if you can, 2002, regie Steven Spielberg - Lincoln, 2012, regie Steven Spielberg • muziek voor 4 Olympische Spelen: 1984, 1988, 1996, 2002 • 13 TVscores/TV thema’s
Michel Legrand (Parijs, Frankrijk, 24 februari 1932 – 26 januari 2019) was de zoon van componist en orkestleider Raymond Legrand (1908-1974). Michel Legrand studeerde aan het conservatorium van Parijs onder andere bij Nadia Boulanger. Deze studie sloot hij in 1952 met succes af. In 1951, 19 jaar oud, schreef hij al arrangementen voor het orkest van zijn vader en begon een carrière als begeleider en arrangeur van en voor topsterren. Michel Legrand werkte daarnaast als jazz- en klassiek pianist, dirigent en componist. Michel Legrand was de broer van zangeres Christiane Legrand, lid van de Swingle Singers, een neef van dirigent Jaccques Hélian en zangeres Victoria Legrand, lid van het indierockduo Beach House, en de vader van amazone Eugénie Angot. De laatste jaren verdeelde Michel Legrand zijn tijd tussen Amerika en Frankrijk. Michel Legrand componeerde • 1 opera • 1 ballet • 14 musicals • 1 oratorium - Between Yesterday and Tomorrow (The Extraordinary Story of an Ordinary Woman), 20-delige liedcyclus voor solostem en orkest die het leven van een vrouw schildert in vogelvlucht, van geboorte tot dood, 2017, Michel Legrand had het ooit voor Barbra Streisand willen schrijven, maar nooit afgemaakt. Hij heeft het nu voor Natalie Dessay voltooid. 2. Mother and child, slaapliedje 4. Where does the wind come from, lijkt zo van Enrico Morricone te komen • 2 orkestwerken - pianoconcert, 2013 -violoncelloconcert, 2016 • 2 musicals • songs - La valse des lilas, zijn eerste beroemde lied • jazzstandards - "What Are You Doing the Rest of Your Life?," - "Watch What Happens," - "The Summer Knows," - "You Must Believe in Spring," • 200 filmscores (12 oscarnominaties) - Les Parapluies de Cherbourg, 1964, filmdebuut Catherine Deneuve + Duet: Duo de Guy et Geneviève - The Thomas Crown Affair", 1968, oscar voor de muziek + Windmills of your Mind, zijn beroemdste filmsong + Les moulins de mon coeur, ook een prachtig en beroemd lied - Peau d'âne, regie Jacques Demy, muziekfilm, 1970 - Summer of 42, 1971, Oscar voor de muziek - Yentl, 1983, Oscar voor de muziek + Papa can you hear me, tekst Alan Bergman en Marilyn Bergman. • 21 TVscores
Gerhard Braun (Heidenheim an der Brenz, Duitsland, 27 februari 1932 – Stuttgart, 14 februari 2016) studeerde hoofdvak blokfluit aan de Muziekhogeschool Stuttgart. Daarna studeerde hij compositie bij Konrad Lechner in Darmstadt. Als fluitist werd Gerhard Braun in de zestiger en zeventiger jaren van de 20ste eeuw bekend door een reeks spectaculaire uitvoeringen van avant-gardistische fluitmuziek.Vanaf 1971 tot 1995 was Gerhard Braun dwarsfluit- en blokfluitdocent aan de Staatshogeschool voor Muziek in Karlsruhe. In 1976 richtte Gerhard Braun samen met Nikolaus Delius, Hermann Moeck en Bernard Böhm het vaktijdschrift TIBIA voor houtblazers op en bleef 25 jaar redacteur. Gerhard Braun componeerde • 1 kameropera • 2 orkestwerken • 4 werken voor groot ensemble • 11 werken voor zangstem en instrumenten • koorwerken • 49 kamermuziekwerken - Klangsplitter, 1985, voor blokfluitkwartet - Discorsi II – Kleine Scene voor 2 blokfluitistes (Alt, Basset), 2007 - flautando, 2011, miniaturen voor 1 -3 dwarsfluiten • 30 werken voor blokfluit solo - Nachtlied, voor altblokfluit, 1995 - Tenebrae, requiem voor altblokfluit in G, in momoriam voor Konrad Lechner, 1991 - Das Männlein im Walde - Kinderliedvariaties voor sopraanblokfluit, 2000, 12 bewerkingen van traditionele en bekende kinderliederen, mooi werk; - Grenzgänge, voor "Helder-tenorblokfluit", 2006 - pKdTs - Oder Die Einsamkeit Des Flötenspielers, voor "Helder-tenorblokfluit",1996 - Die Gläserne Flöte, 2013, "een muzikaal sprookje", virtuoos werk voor "Helder-tenorblokfluit" van plexiglas, gebouwd door de firma Mollenhauer; uiterst virtuoos werk; • 9 werken voor fluit solo - Mondlied I, 1997 • 16 andere werken voor een soloinstument - An Daphne, aulodie voor hobo, 1996 - Noahu, voor zangstem, 1998 - Styx I, voor tenorsaxofoon, 1999 - Signaturen, 9 korte stukken en een toegift voor trompet, 2001 - Verwandlungen, vijf kleine stukken voor Engelse hoorn, 2001 - Tuba-Tabu I , voor tuba, 2003 - Katarakt, voor accordeon, 2003 • 4 (series) leerboeken voor blokfluit • 3 (series) leerboeken voor dwarsfluit voor een totaaloverzicht van zijn werken met blokfluiten, zie bij de blokfluitgeschiedenis van deze site: 6. Componisten van blokfluitwerken www.schunder.de/sites/braun/gerhardbraun.html
Alain Henri Bernaud (Neuilly-sur-Seine, Frankrijk, 8 maart 1932 – Paimpol, Bretagne, 4 december 2020) was zoon van een goed viool spelende polytechnicus en een pianiste en dirigente. Vanaf 1938 woonde Alain Bernaud in Parijs en begon hij piano en muziektheorie te studeren bij Marie-Louise Gigout-Boëllmann en begon ook maar meteen te componeren. Alain Bernaud kwam al gauw terecht op het Conservatorium van Parijs, waar hij solfège studeerde bij Lucette Descaves, piano bij Jules Gentil, harmonie bij Jacques de La Presle, contrapunt bij Noël Gallon en compositie bij Tony Aubin. Hij maakte ook kennis met zijn medeleerlingen Michel Legrand, Roger Boutry, Jean-Michel Defaye en Alain Weber. In 1957 won hij de Prix de Rome, waardoor hij 40 maanden in de Villa Médicis kon studeren en werken. Terug in Frankrijk kreeg hij al snel opdrachten voor het schrijven TV– en filmscores. In 1963 werd hij docent solfège aan het Conservatorium in Parijs en in 1971 docent harmonieleer. Na zijn pensioen vertrok hij naar Bretagne en componeerde daar verder. Alain Bernaud componeerde • 1 Dies Irae • 2 cantates • 5 orkestwerken • 2 koorwerken, ook met orgel of orkest • 26 (series) kamermuziekwerken - Hallucinations voor fagot en piano, één van de belangrijkste werken voor fagot in de 20ste eeuw • 2 (series) liederen voor zangstem en instrumenten of orkest • 3 (series) pianowerken • 3 werken voor een ander instrument solo • 10 filmscores • 2 (series) scores voor TV–series
Rudi Martinus van Dijk (Culemborg, 27 maart 1932 – Peasmarsh, East Sussex, Groot-Brittannië, 29 november 2003) begon op zijn zesde met pianospelen. In 1944 kreeg hij voorbereidende pianostudielessen aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij Corrie Vierdag en vanaf zijn 18de begon hij de conservatoriumstudie: piano bij Leon Orthel, hobo bij Jaap Stotijn, compositie en muziekanalyse bij Hendrik Andriessen. In 1953 kon hij in het Canadese leger aan het werk als hoboïst in de Canadian Grenadier Guards Band. Hij trouwde met Jeanne Elisabeth Anna Koning (*Voorburg, 4 september 1930) en ze verhuisden naar Ontario in Canada. Daar nam Rudi Martinus van Dijk nog compositielessen bij Roy Harris. Rudi Martinus van Dijk en Jeanne kregen twee zoons: Felix (*Leidschendam, 5 oktober 1954) en Walter (*Toronto, Ontario, Canada, 20 mei 1961). In de jaren 50-er en 60-er jaren van de twintigste eeuw werkte Rudi Martinus van Dijk als componist en pianist voor Canadese radio-omroep. Om beter de componeren studeerde hij in 1964 en 1965 nog in Parijs bij Max Deutsch, en tegelijkertijd piano bij Kendall Taylor in Londen. Van 1964–1966 werkte Rudi Martinus van Dijk ook voor de Britse Televisie in educatieve programma’s. In 1966 kwam hij terug in Canada en werd docent piano aan het Koninklijk Conservatorium in Toronto. In 1972 werd hij docent aan de Muziekafdeling van de Universiteit van Indiana in de Verenigde Staten en van 1975 tot 1981 doceerde hij compositie en muziekanalyse aan het Berklee College of Music in Boston. In 1985 kwam Rudi Martinus van Dijk met zijn vrouw Jeanne terug naar Europa. Nadat hij een jaar in Spanje had doorgebracht werd hij docent piano en compositie aan de Dartington Hall in Devon in Groot-Brittannië. Er is een Rudi Martinus van Dijk Foundation, waarvan de sponsors componisten en dirigenten steunen die leven in delen van de wereld waar ze onder druk staan vanwege politieke onlusten of financieel benadeeld worden. Rudi Martinus van Dijk componeerde • 6 orkestwerken - Concerto voor piano en orkest, 1994 • 2 werken voor solisten koor en orkest - Kreiten Passion, voor bariton, gemengd koor en orkest, 2003, passiemuziek voor de Nederlandse pianist Robert Kreiten, die in 1943 door de Nazibeulen werd opgehangen. • 1 werk voor zangstem en orkest • 7 kamermuziekwerken • 8 (series) liederen voor zangstem en piano of instrumenten • 9 (series) pianowerken • 2 werken voor een ander solo-instrument
Pauline Oliveros (Houston, Verenigde Staten, 30 mei, 1932 – New York City, 24 november 2016) maakte al muziek toen ze op de kleuterschool zat. Toen ze negen werd kreeg ze van haar moeder een accordeon. Later leerde ook nog tuba en Franse hoorn spelen. Op haar zestiende besloot ze componist te worden. Ze ging naar Californië en voorzag in haar onderhoud met het geven van accordeonlessen. Aan de Moores School of Music bij de Universiteit van Houston studeerde Pauline Oliveros bij Willard A. Palmer compositie en daarna aan het San Francisco State College bij Robert Erickson. Ze ontmoette daar Terry Riley, Stuart Dempster en Loren Rush. OP haar 21ste jaar kwam ze aan haar eerste bandrecorder, waarmee ze aan het werk ging om haar werken en projecten te creëren. Pauline Oliveros was een van de oorspronkelijke leden van van het San Francisco Tape Music Center, dat een belangrijke rol speelde in de ontwikkeling van de elektronische muziek in de 1960-er jaren in de Verenigde Staten. Later werd het San Francisco Tape Music Center omgevormd in het Mills College, Pauline Oliveros was daar de eerste directeur van. Tegenwoordig is het het Center for Contemporary Music. In 1967 werd Pauline Oliveros docent aan de Universiteit van California in San Diego. In 1973 kreeg ze de leiding aan het pas opgerichte Centrum voor Experimentele Muziek aan de Universiteit, van 1976 tot 1979 was ze er de directeur van. In 1981 verliet Pauline Oliveros de Universiteit en vestigde ze zich in New York als onafhankelijk componist, muzikant en docent. In 1988, nadat Pauline Oliveros diep onder de grond in een waterreservoir opnames had gemaakt, ontwikkelde ze het concept "deep listening", een estetiek gebaseerd op improvisatie, elektronische muziek, rituelen, onderwijs en meditatie. Met Stuart Dempster en Panaiotis vormde ze de Deep Listening Band, en deep listening werd een ontwikkelingsprogramma van de in 1985 opgerichte Pauline Oliveros Foundation. In 2005 werd de organisatie omgevormd in het Deep Listening Institute, Ltd. Pauline Oliveros leefde vanaf 1975 samen met haar partner kunstenares Linda Montano. Pauline Oliveros publiceerde 6 boeken over haar muziekopvattingen Pauline Oliveros componeerde • 25 Sonic Meditations, roepen een verruimd bewustzijn op en hebben een genezende werking - Tuning Meditation nr. 2, 1971, meditatieve verschuivende akkoordmassa • 18 muziektheatervoorstellingen en videomuziekprodukties • 4 orkestwerken • 22 kamermuziekwerken, ook met elektronica • 8 koorwerken - Sound Patterns, 1961 • 15 werken voor stem(men) en instrument(en) • 6 werken voor accordeon(s) • 62 deep listening composities voor allerlei bezettingen • 16 (series) elektronische werken • 4 filmscores
Arie Johannes Keijzer (Oude Tonge, 6 juni 1932 – Dordrecht, 5 augustus 2023) studeerde orgel bij Piet van den Kerkhoff, Adriaan Engels, George Stam en Siegfried Reda. Van 1965 tot 1994 was hij verbonden aan het conservatorium van Rotterdam als hoofdvakdocent orgel en improvisatie. Arie J. Keijzer componeerde • orkestwerken • oratoria. • kamermuziekwerken - Sonatine voor panfluit en orgel, 2015, heerlijk stuk met prachtig begin voor de panfluit • orgelwerken - grote koraalfantasie ‘Ein feste Burg’. - zesde symfonie voor orgel, 2012, opgedragen aan zijn vrouw Tini - Fantasie over B.A.C.H. • pianowerken
Coleridge-Taylor Perkinson (Manhattan, New York City, Verenigde Staten, 14 juni 1932 – Chicago, 9 maart 2004) werd door zijn moeder, pianodocent, kerkorganist en leider van een theatergezelschap, als Afro-Amerikaan vernoemd naar de Afro-Britse componist Samuel Coleridge-Taylor (1875–1912). Coleridge-Taylor Perkinson ging naar de Middelbare School voor Muziek en Kunst in New York City. Daarna stapte hij over naar de Manhattan School of Music, waar hij compositie studeerde bij Vittorio Giannini en Charles Mills en zijn bachelors en masters behaalde. Vervolgens studeerde hij nog bij Earl Kim aan de Princeton University in New Jersey en van 1959 to 1962 aan het Brooklyn College. In 1960, 1962 en 1963 studeerde hij ook nog directie in Nederland bij Franco Ferrara en Dean Dixon en aan het Mozarteum in Salzburg. In 1965 was Coleridge-Taylor Perkinson medeoprichter van de Symphony of the New World in New York, later werd hij daar muzikaal leider. Hij was ook muzikaal leider van Jerome Robbins's American Theater Lab en van het Alvin Ailey American Dance Theater. Coleridge-Taylor Perkinson was al die tijd net zo stevig bezig met klassieke muziek als met jazz. Een korte tijd was hij pianist in het Max Roach’s quartet en hij schreef nogal was arrangementen voor jazzmuzikanten. Coleridge-Taylor Perkinson componeerde in elk geval • 7 balletten • 7 theatermuziekwerken • 6 orkestwerken - Worship: A Concert Ouverture, 2001 • 2 werken voor solo zangstem, koor en orkest • 16 (series) jazzwerken • 5 koorwerken, ook met instrumenten • 12 (series) kamermuziekwerken - Blues/Forms, driedelige suite voor viool en piano, 1972 - Louisiana Blues Strut: A Cakewalk, 2002 • 6 (series) liederen voor zangstem en piano • 1 werk voor zangstem en kamermuziekensemble • 7 werken voor een instrument solo - Blue/s Forms voor viool solo, 1976, mengeling van barok contrapunt, modernistische dissonanten, bluesritmes en zwarte volksmuziek. • 10 filmscores • 10 scores voor TVprogramma’s
Lalo Boris Schifrin (geboren als Boris Claudio Schifrin) (*Buenos Aires, Argentinië, 21 juni 1932) kreeg op 6-jarige leeftijd pianolessen van Enrique Barenboim, de vader dirigent en pianist Daniel Barenboim. Later kreeg hij ook pianolessen van Andreas Karalis en Juan-Carlos Paz en ontwikkelde hij een enthousiasme voor jazzmuziek. Vanaf 1950 studeerde Lalo Schifrin aan het Conservatoire national supérieur de musique in Parijs bij Olivier Messiaen en Charles Koechlin. Zijn studie financierde hij door als jazzpianist op te treden in Parijse nachtclubs. Terug in Argentinië richtte hij een jazzorkest op. Van 1960 tot 1964 was Lalo Schifrin aan het werk als arrangeur en pianist bij het nieuwe kwintet van Dizzy Gillespie. Als pianist werkte hij ook mee met Ástor Piazzolla, Sarah Vaughan, Ella Fitzgerald, Stan Getz, Quincy Jones en Count Basie. In 1963 vroegen de Metro-Goldwyn-Mayer Studios Lalo Schifrin de muziek voor de film Rhino! te componeren. Het werd de start voor 100 filmscores. Van 1987 tot 1992 was Lalo Schifrin chef-dirigent van het Orchestre Philharmonique de Paris. Van 1989 tot 1995 was hij dirigent van het Glendale Symphony Orchestra. Daarnaast gastdirigent bij tientallen orkesten over de hele wereld. Lalo Schifrin componeerde • 1 jazzmis • 2 (series) werken voor solisten, koor en orkest • 26 (series) orkestwerken • 1 werk voor harmonieorkest • 2 werken voor jazzorkest • 2 (series) koorwerken • 3 kamermuziekwerken • 9 gitaarwerken • 1 werk voor slagwerker • 17 (series) TVscores - Mission: impossible, 1966 tot 1973 • 100 filmscores - Dirty Harry, regie Don Siegel, 1972, 1973 - Enter the Dragon, regie Robert Clouse, 1973 Hugh Wood (Parbold, Lancashire, Groot-Brittannië, 27 juni 1932 – Londen, 14 August 2021) groeide op in een muzikaal gezin en werd in zijn tienertijd door de componist Alan Bush gestimuleerd om wat met zijn muzikale vermogens te gaan doen. Na militaire dienst in Egypte studeerde hij geschiedenis aan het New College in Oxford, maar hij besteedde daar in Oxford de meeste tijd aan muziek en schreef theatercomposities. In 1954, verhuisde hij naar Londen om privé compositie te studeren bij William Lloyd Webber, Anthony Milner, Iain Hamilton en Mátyás Seiber. Om in zijn onderhoud te voorzien werd hij muziekdocent op scholen, waaronder het Morley College en de Royal Academy of Music in Londen. Later in zijn leven was hij docent compositie aan het Royal Conservatory of Music in Londen en aan de universiteiten van Glasgow en Cambridge Hugh Wood componeerde • 3 orkestwerken • 8 concerten - vioolconcerto, 1972, tam concerto • 7 werken, ook concerten voor groot ensemble • 18 kamermuziekwerken • 4 pianowerken • 1 werk voor een ander solo–instrument • 7 koorwerken a cappella • 3 werken voor koor en orkest • 16 werken voor zangstem(men) en instrument(en) - An Ancient to Ancients, tekst Thomas Hardy
Per Nørgård (*Gentofte, Denemarken, 13 juli 1932) studeerde aan Det Kongelige Danske Musikkonservatorium (DKDM) te Kopenhagen bij Vagn Holmboe en Finn Høffding. Hij behaalde zijn einddiploma compositie in 1955. Na zijn debuutconcert in 1956 ging hij naar Parijs en studeerde bij Nadia Boulanger. Van 1958 tot 1961 was Per Nørgård docent muziektheorie en compositie aan Det Fynske Musikkonservatorium te Odense en vervolgens werd hij in dezelfde vakken docent aan zijn alma mater, het DKDM in Kopenhagen. In 1965 verhuisde hij naar Det Jyske Musikkonservatorium te Aarhus, waar hij een compositieklas oprichtte, die zich al spoedig ontwikkelde tot een centrum voor een ideologievrije muziekopleiding in Noord-Europa. In 1995, na meer dan dertig jaren, trok Per Nørgård zich terug uit zijn functie als muziekpedagoog. Tot zijn leerlingen behoren de Deense componisten Karl Aage Rasmussen, Bent Sørensen, Hans Abrahamsen en Anders Nordentoft en de Zweedse operacomponist Hans Genfors. Op zoek naar de "sensibele chaos" (Novalis) ontdekte Nørgård de door hem zo genoemde oneindigheidsreeks. Uitgaand van een aselectief interval, kan dit - door een regelmatig voortzettingsprincipe - een eindeloze lijn in gang zetten, die zich losmaakt van verdere hiërarchieën van "zelf-gelijke" dochter-reeksen: bouwstof voor 'fractale' klankstructuren. In het werk voor kamerorkest Rejse ind i den gyldne skærm (Reis in het gouden scherm) wordt het klankgebeuren dat zich quasi volgens natuurwetten ontplooit geleid door een dergelijke oneindigheidsreeks.
Oneindigheidsreeks in G groot (de eerste 32 noten) Per Nørgård componeerde • 6 opera's • 5 balletten • 8 symfonieën - Symfonie nr. 2, 1970 - Symfonie nr. 4, 1981 - Symfonie nr. 5, 1990 - Symfonie nr. 6, "At the End of the Day", 1999 - Symfonie nr. 8, 2011, opgedragen aan dirigent John Storgårds • 11 concerten - Between, celloconcert nr. 1, 1985 - Remembering Child, concert voor altviool, 1986, door cellist Jakob Kuhllberg in samenwerking met de componist bewerkt tot celloconcert. Ontroerend in memoriam voor Samantha Smith, 13-jarig meisje dat de wereld rondreisde in actie tegen nucleaire wapens en omkwam bij een vliegtuigcrash. - "Helle Nacht", vioolconcert nr. 1, 1987 - Spaces of Time, pianoconcert, 1991, een soort symphonisch gedicht - Borderlines, vioolconcert nr. 2, 2002, wee contrasterende tonaliteiten, licht en donker van karakter; • 28 andere orkestwerken - Lysning, voor strijkorkest, 2006 - Drie Nocturnal Movements voor viool, cello en orkest, 2015 • 6 werken voor harmonie-orkest • 1 oratorium • 1 cantate • 16 werken voor stem(men) en orkest of instrumenten • 74 (series) koorwerken - Vintersalme, 1984, voor gemengd koor • 10 strijkkwartetten - Quartetto breve, strijkkwartet nr. 1, 1952, herzien in 1987 • 62 andere kamermuziekwerken - Kwintet, 1953, voor piano en strijkkwartet - Whirl's World, voor blaaskwintel, 1970, onaards - Spell, voor klarinet, cello en piano, 1973 - Babette Music, 1987, voor pianotrio en slagwerk, suite uit de filmuziek "Babettes Feest" - Trio brieven, 2012, drie fragmenten, na een droom, voor viool, cello en piano • 56 (series) werken voor zangstem en instrument(en) - Zwei Saiten, eine Stimme, 2004 • 8 werken voor orgel • 9 werken voor piano solo • 4 werken voor cello - Sonate nr. 1 voor cello solo, 1951, gereviseerd 195 - Sonate nr. 2 voor cello solo (“sonata in due tempi”), 1953, gereviseerd in 1980 - Sonate nr. 3 voor cello solo – sonata breve: “what is the word”, 1999 - Sonate nr. 4 voor cello solo – ”rhizom”, 2007 • 48 werken voor een ander instrument solo - Libro Per Nobuko, 1992, voor altviool solo, geschreven voor violiste Nobuko Imai, twee werken 1. Sonata The Secret Melody • 6 filmscores - Babettes gæstebud (Babettes Feest), 1987, regie Gabriel Axel, er is ook een suite uit samengesteld • 7 werken elektronische muziek
Wojciech Kilar (Lwów, Polen 17 juli 1932 – Katowice, 29 december 2013) was de zoon van een gynecoloog en een theateractrice. Hij verhuisde al jong naar van zijn geboorteplaats Lwów (nu Lviv in Oekraïne) naar Katowice. Daar studeerde hij privé bij Wladyslawa Markiewiczówna piano. Vanaf 1950 studeerde Wojciech Kilar aan de "Karol Szymanowski" piano en compositie bij Boleslaw Woytowicz aan de Muziek Academie en rondde die studie in 1955 cum laude af. Daarna studeerde hij tot 1958 aan de Muziekacademie in Krakau en in 1959 en 1960 in Parijs bij Nadia Boulanger met een subsidie van de Franse regering. In april 1966 trouwde Wojciech Kilar met pianiste Barbara Pomianowska. In 2012 kreeg Kilar van president Komorowski de Orde van de Witte Adelaar, de hoogste onderscheiding van Polen. Hij overleed op 81-jarige leeftijd in zijn woonplaats. Wojciech Kilar componeerde • 8 theatermuziekwerken • 5 symfonieën • 20 andere orkestwerken - Orawa, voor klein strijkorkest, 1986, dansant • Missa pro pace, ging in 2001 in aanwezigheid van paus Johannes Paulus II in première in de audiëntiezaal van het Vaticaan. • Magnificat, 2006 • 5 werken voor koor en orkest • 1 werk voor zangstem en orkest • 3 koorwerken a cappella • 3 kamermuziekwerken • 1 serie liederen voor zangstem en piano • talloze pianowerken • 100 filmscores - Brams Stokers Dracula (Francis Ford Coppola), 1992 - Requiem voor pater Kolbe, 1994 - The Ninth Gate (Roman Polanski), 1999, het openingsthema is een beroemde vocalise geworden. - The Pianist (Roman Polanski), 2002
Tera de Marez Oyens (Woltera Gerharda Wansink) (Velsen, 5 augustus 1932 – Hilversum, 29 augustus 1996) studeerde aan het conservatorium in Amsterdam, met als hoofdvak piano. Hier werd haar talent voor het componeren ontdekt. Ze werd cantrix van de hervormde gemeente te Hilversum. Hierdoor heeft ze zich intensief bezig gehouden met de kerkmuziek. In de jaren zestig ging heeft zij zich bezighouden met woordtoonkunst en elektronische muziek. Pente Sjawoe is een voorbeeld van een werk waar woordtoonkunst een belangrijke rol in speelt. In 1977 werd ze docente aan het ArtEZ Conservatorium in Zwolle. Bij haar lessen werkte ze vooral aan de ontwikkeling van de eigen stijl van studenten. Maar ze bleef ook eigen stukken schrijven en werd na de dood van haar tweede echtgenoot fulltime componiste. Tera de Marez Oyens was echtgenote van achtereenvolgens Gerrit de Marez Oyens en Menachem Arnoni. Hoewel ze al ernstig ziek was, trad ze in 1996 nog met Marten Toonder in het huwelijk. Ze overleed op 29 augustus van dat jaar te Hilversum. Door de Stichting Tera de Marez Oyens Fonds is de Tera de Marez Oyensprijs, een aanmoedigingsprijzen voor nieuwe componisten ingesteld. Aan de prijs is geen leeftijdsgrens verbonden. De prijs anno 2009 bedroeg € 2000. Tera de Marez Oyens componeerde • 20 werken voor (school)orkest • 2 werken voor strijkorkest • 6 werken voor koor en (kamer)orkest • 10 elektronische muziekwerken • 5 kinderopera’s • 1 oratorium • 18 werken voor zangstem(men) en piano of andere instrumkenten • 57 kamermuziek 3 strijkkwartetten • 20 koorwerken • 1 werk voor orgel • 6 werken voor piano • 2 werken voor 2 piano’s • 14 liederen voor het Liedboek voor de Kerken (1973)
Johannes Wilhelmus "Willy" Hautvast (Maastricht, 31 augustus 1932 – Nijmegen, 6 mei 2020) was de zoon van een beroepsmusicus en de broer van Guus Hautvast, hoboïst in het Promenade-Orkest. Willy Hautvast studeerde aan het Maastrichts conservatorium klarinet. Hij werd klarinettist en arrangeur bij de Kapel van de Koninklijke Luchtmacht in Nijmegen. In 1974 werd hij leider van de blazersafdeling van de muziekschool te Nijmegen. Vanaf 1991 werkt hij uitsluitend als componist en arrangeur. In 1991 werd Willy Hautvast voor zijn verdiensten benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Willy Hautvast componeerde • 82 werken voor harmonie- of fanfareorkest of brassband - Festal Suite, 1970, kreeg de Hilvarenbeekse Muziekprijs • 293 arrangementen voor harmonieorkest - The Beatles in Concert was zijn bekendste arrangement
Akira Yuyama (*Hiratsuka, Japan, 9 september 1932) studeerde aan de Nationale Kunst- en Muziekuniversiteit in Tokio. Na het behalen van zijn diploma's werkte hij als freelance componist. Akira Yuyama is lid van het bestuur van de Japanse auteursrechtmaatschappij. In 2003 werd hij onderscheiden met de Orde van de Rijzende Zon. Akira Yuyama componeerde • 2 orkestwerken • 1 werk voor harmonieorkest • 11 koorwerken (a cappella, met piano, ensemble of orkest) • 24 liederen voor zangstem en piano of harp • 3 kamermuziekwerken - Divertimento, voor marimba en altsaxofoon, 1968; • 22 (series) pianowerken • 1 werk voor traditionele Japanse muziekinstrumenten
Jean-Michel Defaye (*Saint-Mandé, Val-de-Marne bij Parijs, Frankrijk, 18 september 1932) ging op tienjarige leeftijd naar het Parijse Conservatorium, waar hij muziektheorie, piano en compositie bij Nadia Boulanger studeerde. In 1952 won hij de Grand Prix de Rome. Jean-Michel Defaye maakte • 16 opnameseries met de Franse dichter / singer-songwriter Léo Ferré Jean-Michel Defaye componeerde • 20 klassieke werken, meest met trombone - fluctuations, 1980, voor trombone, blazers, vibrafoon en pauken • filmscores
John Barnes Chance (Beaumont, Texas, Verenigde Staten, 20 november 1932 – Lexington, Kentucky, 16 augustus 1972) studeerde aan de Universiteit van Texas in Austin compositie bij James Clifton Williams. Hij behaalde zijn Bachelor of Music en zijn Master of Music aldaar en studeerde aansluitend bij Kent Kennan en Paul Pisk. Hij was van 1960 tot 1962 Composer-in-residence in de openbare school van Greensboro, North Carolina, op uitnodiging van het Ford Foundation Young Composers Project. Hij speelde pauken in het symfonieorkest van Austin en later was hij bewerker en arrangeur in de Fourth U.S. Army band, in San Antonio en de Eighth U.S. Army band in Korea. Als componist is hij vooral bekend voor zijn werken voor harmonieorkest, maar hij schreef ook werken voor orkest, kamermuziek en vocale muziek. Hij overleed ten gevolge van een vliegtuigramp. John Barnes Chance componeerde • 5 werken voor orkest • 8 werken voor harmonieorkest - Symfonie nr. 2, 1972 • 3 geestelijke werken • 1 werk voor koor • 3 songs, voor sopraan, fluit en piano • 2 kamermuziekwerken
Pelle Gudmundsen-Holmgreen (Kopenhagen, Denemarken, 21 november 1932 – 27 juni 2016 ) is de zoon van beeldhouwer Jørgen Gudmundsen-Holmgreen. Pelle Gudmundsen-Holmgreen kreeg vanaf 1948 vioolles. Van 1951 tot 1953 nam hij privécompositielessen bij Finn Høffding. Vanaf zijn 26ste studeerde Pelle Gudmundsen-Holmgreen aan de Koninklijke Deense Muziekacademie in Kopenhagen muziektheorie, compositie en muziekgeschiedenis bij Finn Høffding en Svend Westergaard, en instrumentatie bij Vagn Holmboe. In 1958 studeerde hij af en ging aan het werk als technisch assistent bij het Koninklijk Deens theater. Van 1967 tot 1972 was Pelle Gudmundsen-Holmgreen compositiedocent aan de Koninklijke Deense Muziekacademie in Kopenhagen in Århus. Pelle Gudmundsen-Holmgreen componeerde • 1 opera • 6 concerten - Chacun Son Son, 2014, voor blokfluitist (meerdere blokfluiten) en orkest • 13 andere orkestwerken • 1 werk voor harmonie-orkest • 18 werken voor groot ensemble - Musik for 13 Strygere (13 strijkers), 2014, fascinerend • 33 kamermuziekwerken - Strijkkwartet nr. 1, 1959, nog romantisch - Strijkkwartet nr. 2, 1959, ironisch romantisch - Strijkkwartet nr. 4, 1967, klankveld - Strijkkwartet nr. 5, 'Step by Step', 1986, intelligent en fascinerend proces in stapjes - Strijkkwartet nr. 6, 1983, brede velden en kleine bewegingen - Strijkkwartet nr. 10, 'New Ground', 2011, gebaseerd op de baslijn van de canon van Johann Pachelbel uit 1680, subtiel geschreven - Strijkkwartet nr. 11, 'No Ground', 2011 • 7 werken voor koor en orkest of ensemble • 16 werken voor koor a cappella of met piano of orgel - Green, 2011, voor koor a capella • 12 werken voor zangstem(men) en instrument(en) - New Ground Green, 2011, voor vocaal solistenkwartet en strijkkwartet, “voortzetting” van strijkkwartet nr. 10 - No Ground Green, 2011, voor vocaal solistenkwartet en strijkkwartet, “voortzetting” van strijkkwartet nr. 11 • 14 pianowerken • 3 werken voor een ander instrument solo
Rodion Konstantinowitsch Shchedrin (Sjtsjedrin) (*Moskou, 16 december 1932) was de zoon van een componist en leraar muziektheorie. Rodion studeerde na de koorschool aan het conservatorium van Moskou in 1955 bij Joeri Sjaporin en Nikolaj Mjaskovski af. In 1958 trouwde hij met de zeven jaar oudere bekende ballerina Maja Plisetskaja. In 1964 werd hij zelf docent compositie aan het Conservatorium van Moskou. Van 1973 tot 1990 was hij voorzitter van de Bond van Sovjetcomponisten. Het feit dat hij die functie verloor had te maken met het feit dat hij een oratorium componeerde om Lenin te herdenken. In 1989 kreeg hij het lidmaatschap van de Akademie der Künste in Berlijn en in 1992 ontving hij de Russische Staatsprijs van president Boris Jeltsin voor zijn bijdragen aan de klassieke muziek. Hij was een virtuoos pianist en organist en trad zelf als solist op in de eerste drie premières van zijn zes pianoconcerten. Na de ineenstorting van het Sovjet imperium maakte Rodion Sjtsjedrin veelvuldig gebruik van de nieuwe mogelijkheden en maakte veel internationale reizen; nu verdeelt hij zijn tijd tussen München en Moskou. Rodion Sjtsjedrin componeerde • 4 opera’s - Niet Alleen Liefde (1961), - Dode Zielen (Myortvïye dushi) 1976, naar Nikolai Gogol's roman. Het verhaal gaat over Chichitov, een man die door Rusland reist en zoekt naar grondbezitters, om aan hem hun dode lijfeigenen, die als levend geregistreerd staan, e verkopen. Een keer komt de waarheid aan het licht. • 6 balletten - The little humpacked horse (Het kleine paardje met de bochel), 1955 - Carmen Suite (Karmen-syuita), 1967, gemaakt voor danseres Mayya Plisetskaya en de Cubaanse choreograaf Alberto Alonso, een briljante transcriptie van fragmenten uit George Bizet’s opera Carmen voor strijkers en percussie - Anna Karenina, 1971, op basis van het boek van Leo Tolstoj - Chayka (de zeemeeuw), naar Anton Tschechow, 1979 - Mevrouw met schoothondje, 1985, • scenische liturgie - Der versiegelte Engel • 6 pianoconcerten - Pianoconcerto nr. 4, " Rondedansen (Khorovody)", 1989 - pianoconcerto nr. 5, 1999 • 8 andere concerten - Concerto "Parlando" voor viool, trompet en strijkorkest, 2004. - hoboconcert, 2010 • 3 symfonieën, • 20 andere orkestwerken • 24 kamermuziekwerken - Music From Afar voor twee basblokfluiten, 1996, gecomponeerd voor Markus Zahnhausen II. Slavonic Dance. • 8 werken of series werken voor piano - 24 preludes en fuga’s, 1964 – 1970 • 1 werk voor verteller, tenor en piano • 1 werk voor zangstem en strijkers • 14 werken voor zangstemmen, (koor) en orkest of instrumenten • 3 werken voor zangstem en piano • 1 koorwerk • 1 musical • 4 werken voor soloviool - Echo Sonata voor soloviool, 1984. Geschreven voor de 300ste verjaardag van Johann Sebastian Bach. 20ste-eeuws verlengstuk van Bachs werken voor soloviool. • film- en televisiescores
Zhanhao He (*Zhuji in Zhejiang, China, 1 januari 1933) speelde al jong in het orkest van het Zhejiang Yueju Opera gezelschap. Zhanhao He stueerde viool aan het Shanghai Conservatorium. Samen met een aantal klasgenoten vormde hij een experimenteel vioolensemble. Zhanhao He doceert vanaf 1964 aan het Shanghai Conservatorium. Zhanhao He componeerde • 1 theatermuziekwerk • 7 orkestwerken - Liang Shanbo yu Zhu Yingtai: The Butterfly Lovers Violin Concerto, 1959, gecomponeerd in samenwerking met Gang Chen; een van de beroemdste moderne Chinese muziekwerken, geschreven voor een symfonieorkest en viool, waarbij op de viool ook Chinese technieken worden toegepast - Long Hua Pagoda, symfonisch gedicht. • kamermuziekwerken - Martyr’s Diary, strijkkwartet • Chinese muziekwerken
Akira Miyoshi (Suginami, Tokio, Japan, 10 januari 1933 – 4 oktober 2013) was een wonderkind achter de piano, waarop hij les kreeg van Kozaburo Hirai en Tomojiro Ikenouchi. Akira Miyoshi.studeerde in eerste instantie Franse Literatuur aan de Universiteit van Tokio. In 1955 merkte hij dat hij nog tijd over had om te componeren, kreeg een stipendium en ging naar het Conservatoire national supérieur de musique in Parijs. Daar studeerde hij tot 1957 bij Henri Challan, Raymond Gallois-Montbrun en Henri Dutilleux. IN 1957 ging hij naar Japan terug en studeerde aar aan de Universiteit van Tokio af in 1960. Van 1965 tot 1995 was hij docent aan de Toho Gakuen Universiteit. IN 1996 werd Akira Miyoshi door de Franse regering geridderd tot Officier de l’Ordre des Arts et des Lettres. Akira Miyoshi componeerde • 1 opera • 1 ballet • 4 muziektheaterwerken • 1 requiem • 24 orkestwerken - Concerto voor Marimba en strijkers, 1969 • 10 werken voor harmonieorkest • 2 religieuze werken voor koor en instrumenten • 38 (series) koorwerken • 20 (series) kamermuziekwerken • 26 werken voor zangstem en piano af andere instrumenten • 12 (series) pianowerken • 4 gitaarwerken • 6 (series) werken voor marimba, ook met ander slagwerk • 4 werken voor traditionele Japanse instrumenten • 1 filmscore
Heinz Kratochwil (Wenen, Oostenrijk 23 februari 1933 – 2 april 1995) gaf vanaf 1962 les aan de Wiener Musikhochschule, van af 1980 was hij docent compositie. Heinz Kratochwil is op het Mauer Kerhof begraven. Heinz Kratochwil componeerde • opera’s • kamermuziek - fantasie voor cello en piano, opus 124 • koorweken • gitaarwerken
Raymond Schroyens (Mechelen, België, 14 maart 1933 – Gent, 13 juli 2021) begon op zijn negende als koorknaap in het Mechelse Sint-Romboutskoor. In 1950 begon hij zijn muzikale opleiding aan het Lemmensinstituut bij Staf Nees, Marinus de Jong en Jules Van Nuffel. Daarna studeerde hij orgel aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen bij Flor Peeters. Nadat hij zijn dienstplicht had vervuld, was Raymond Schroyens van 1958 tot 1960 kapelmeester aan de Sint-Alfonsuskathedraal in Dearborn, Michigan in de Verenigde Staten. Daar kreeg hij veelvuldig contact met Ralph Kirkpatrick, waardoor hij zich volledig op klavecimbel ging richten. Van 1960 tot 1963 was hij muziekleraar en koorleider aan het Scheppersinstituut in Mechelen en het Sint-Stanislascollege in Berchem. In 1963 werd hij producer bij de BBC en studeerde klavecimbel bij Thurston Dart. In 1965 begon hij aan een administratieve loopbaan bij de klassieke zender Radio 3 van de BRT, die hij in 1995 beëindigde. Van 1962 tot 1972 speelde hij klavecimbel bij het door hem gestichte ensemble 'Concertino J.B. Loeillet' in Mechelen. Van 1970 tot 1993 was hij leraar klavecimbel aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel en het Stedelijk Muziekconservatorium in Mechelen. Raymond Schroyens was de vader van componist Daniel Schroyens (*1961). Raymond Schroyens componeerde • 7 kamermuziekwerken • 18 koorwerken a cappella (ook met solist) • 6 werken voor koor en instrument(en) • 3 series liederen voor zangstem en instrument • 4 pianowerken
Antón García Abril (Teruel, Spanje, 19 mei 1933 – Madrid, 17 maart 2021) studeerde van 1952 tot 1955 aan het conservatorium van Madrid bij Julio Gomez en Francisco Cales en aansluitend aan de Accademia Chigiana in Siena compositie bij Vito Frazzi, orkestdirectie bij Paul van Kempen en filmmuziek bij Angelo Francesco Lavagnino. Vanaf 1964 rondde hij zijn studie in Rome aan de Accademia di Santa Cecilia bij Goffredo Petrassi af. Met Luis de Pablo en Cristóbal Halffter riep hij de International Society for Contemporary Music in het leven. García Abril was van 1974 tot 2003 hoofd van de afdeling compositie en muziekvormen van het Real Conservatorio Superior de Músicain Madrid. Hij kreeg meerdere muziek- en kunstprijzen. Antón García Abril componeerde • 1 opera • 5 balletten • 5 theatermuziekwerken • 9 concerten • 14 andere orkestwerken • 13 (series) werken voor koor en orkest • 2 koorwerken a capella • kamermuziekwerken • liederen • gitaarwerken • pianowerken • 17 filmscores • 4 scores voor TVseries
Nodar Kalistratowitsch Gabunia (Tbilisi, Georgië, 9 juli 1933 – Amsterdam, 31 augustus 2000) studeerde vanaf 1951 aan het conservatorium van Tbilisi en vanaf 1954 aan het conservatorium van Moskou piano bij Alexander Goldenweiser en compositie bij Aram Chatschaturjan. Nadat hij in 1962 was afgestudeerd kon hij meteen aan het werk als docent aan het conservatorium van Tbilisi. In 1984 werd hij daar rector, een functie die hij tot zijn dood volhield. Hij trad daarnaast internationaal als gastdocent en concertpianist op. Regelmatig was hij te vinden als docent aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Nodar Gabunia overleed in Amsterdam, en is in zijn geboortestad Tbilisi begraven. Nodar Gabunia componeerde in elk geval • 2 muziekkomedies • 1 ander meuziektheaterwerk • 9 orkestwerken • 6 kamermuziekwerken • koorwerken • liederen • 7 (series) pianowerken • 6 filmscores
Raymond Murray Schafer (Sarnia, Ontario, Canada, 18 juli 1933 – Peterborough, Ontario, 14 augustus 2021) studeerde aan de Royal Schools of Music in Londen, aan het Royal Conservatory of Music, en aan de Universiteit van Toronto bij Richard Johnston. Raymond Murray Schafer maakte veel werk van soundscapes: het verwerken en intergreren in muziek van omgevingsgeluiden. Raymond Murray Schafer gebruikt grafische notatie. Raymond Murray Schafer componeerde • 14 theaterwerken, waarvan 12 in de cyclus “Patria” • 15 orkestwerken • 20 concerten - harpconcert, 1987 • 24 kamermuziekwerken • 19 koorwerken • 6 (series) werken voor zangstem en piano of orkest • 8 andere werken
Georg Heike (Lodz, Polen, 21 juli 1933 – Münstereifel, Duitsland, 15 januari 2023) studeerde nadat hij het Beethovengymnasium in Bonn had afgemaakt muziekwetenschap, fonetiek, communicatiewetenschappen en psychologie in Bonn. In 1960 promoveerde hij. Daarnaast studeerde hij ook nog viool, piano, harmonieleer en contrapunt. Vanaf 1969 was Georg Heike professor fonetiek aan de Universiteit van Keulen. In 1998 was hij daar met pensioen gegaan en sinds die tijd hield hij zich voornamelijk met componeren en het schrijven over muziek en taal bezig. Georg Heike woonde in Euskirchen in Duitsland. Georg Heike componeerde • 4 orkestwerken • 32 kamermuziekwerken (ook met elektronica) • 1 werk voor zangstemmen a cappella • 19 (series) liederen voor (zang)stem(men) en instrument(en)(ook met elektronica • 7 pianowerken • 26 (series) werken voor en ander instrument solo - Strophen voor blokfluit solo, opgedragen aan Charlotte Reinke, 22 maart 1998 - “Es ist”, sonate voor altblokfluit, opgedragen aan Dagmar Wilgo, 1999 • 6 elektronische muziekwerken
Ida Rose Esther Gotkovsky (*Calais, Frankrijk, 26 augustus 1933) is de dochter van violist Jacques Gotkovsky. Haar moeder en haar zus Nell waren ook violist. Haar broer Ivar was een begenadigde pianist. Ida Gotkovsky com poneerde vanaf dat ze acht jaar was. Zij studeerde aan het Conservatoire national supérieur de musique in Parijs bij Nadia Boulanger en Tony Aubin. Ida Gotkovsky componeerde • 2 opera’s • 2 balletten • 28 orkestwerken • 22 (series) werken voor harmonie-orkest - Poème du feu, 1978 • 4 werken voor koor en orkest • 3 series liederen • 22 kamermuziekwerken • 1 werk voor accordeon • 1 radioscore
Ramses Shaffy (Neuilly-sur-Seine, voorstad van Parijs, Frankrijk, 29 augustus 1933 – Amsterdam, 1 december 2009) was de zoon van de Egyptische consul Ramsès Chaffy en de Poolse gravin van Russische afkomst Alexandra de Wysocka. De eerste zeven jaar van zijn leven bracht hij in Cannes door bij zijn moeder. Toen zijn moeder tuberculose kreeg, kwam Ramses Shaffy - via een tante in Utrecht en een kindertehuis - terecht in het Leidse pleeggezin van Roos en Herman Snellen, waar hij opgroeide als Didi Snellen. In 1952 werd Ramses Shaffy aangenomen op de Amsterdamse toneelschool. In 1955 debuteerde hij bij de Nederlandse Comedie. In 1960 reisde hij met zijn partner Joop Admiraal naar Rome in de hoop daar werk te vinden als filmacteur, maar dat lukte dus niet. In 1964 richtte Ramses Shaffy de theatergroep Shaffy Chantant op, waar hij langdurig samen werkte met zangeres Liesbeth List, pianist Louis van Dijk en fluitist Thijs van Leer. In 1967 kreeg hij een Edison. Niet lang na de eeuwwisseling werd hij opgenomen in het Dr. Sarphatihuis, vanwegen zijn langdurig overmatig alcoholgebruik waardoor hij leed aan het syndroom van Korsakov. In 2002 ontving hij de Blijvend Applaus Prijs (oeuvreprijs). Ramses Shaffy ontving op 31 mei 2006 de eerste Edison Oeuvre Prijs voor Kleinkunst. Op 6 november 2007 werd in de Amsterdamse Schouwburg een door de Leidse beeldhouwer Jeroen Spijker vervaardigd borstbeeld van Shaffy onthuld door Liesbeth List. Zijn laatste optreden was op 27 november 2009 in de Sint Laurenskerk te Rotterdam. Hoewel hij inmiddels ernstig ziek was, speelde hij daar piano bij de uitreiking van de Laurenspenning aan hoofdredacteur Straatkrant Sander de Kramer. Enkele dagen later overleed Ramses Shaffy op 76-jarige leeftijd. Ramses Shaffy is begraven op Zorgvlied op 8 december 2009. Zijn graf ligt aan het pleintje Bouwmeester, vlak onder een jonge boom. Tijdens zijn begrafenis was deze boom versierd met rode rozen en witte linten met elk een woord uit de tekst: Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder. Niet zonder ons. Ramses Shaffy was de eerste bekende Nederlander in een STER-reclame. Hij maakte reclame voor chocoladefabrikant Kwatta. Ramses Shaffy maakte • 35 opnames. Ramses Shaffy componeerde • 70 liederen, Nederlandse “chansons” - de Shaffy Cantate, 1964, het bekendste lied van theater groep Shaffy Chantant, waarmee elk optreden al die jaren werd afgesloten - Sammy, 1966, zijn bekendste lied na Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder - "Jij bent nu daarbinnen", opgedragen aan fluitist Thijs van Leer - Pastorale, 1969, met Liesbeth List, tekst Lennaert Nijgh, muziek Boudewijn de Groot - Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder, 1971, zijn verreweg bekendste en meest geliefde nummer. - “De trein naar het noorden” 1972, over het afscheid van zijn moeder, een ingrijpend moment in zijn leven. - We zullen doorgaan, 1975 - 'Laat me' , 1978
Luis Enríquez Bacalov (Buenos Aires, Argentinië, 30 augustus 1933 – Rome, 15 november 2017) komt uit een familie van Bulgaarse Joden. Zijn grootouders emigreerden al vanuit Bulgarije naar Argentinië. Hij vindt zichzelf ook een Jood, maar praktiseert de godsdienst niet. In de vroege jaren 1970, werkte hij samen met Italiaanse progressieve rockbands als New Trolls, Osanna en Il Rovescio della Medaglia. Vanaf 2014 is Luis Bacalov eerste dirigent van het Orchestra della Magna Grecia in Taranto, Zuid-Italië. Luis Bacalov componeerde • orkestwerken - dubbelconcert voor twee piano’s en orkest - triple-concerto voor bandoneón, piano, sopraan en orkest. Tangomuziek in een symfonische jas. • werken voor koor en orkest - Misa Tango, 1997, een Spaanstalige aanpassing van de klassieke liturgische mis aan de tango ritmes van Argentinië. Afwisselend tangoritmes en weemoedige melodieën. De mistekst is zodanig veranderd dat zowel christenen, moslims en Joden zich er in kunnen vinden. - Cantones de Nuestro Tiempos (Psalmen voor onze tijd: The Cambridge Psalms), 2006, met teksten van de psalmen van David voor bariton, sopraan, koor en orkest • Songs • 50 filmscores
Phill Niblock (Anderson, Indiana, Verenigde Staten, 2 oktober 1933 – New York City, 8 janbuari 2024) studeerde economie aan de Universiteit in Indiana. In 1958 kwam hij naar New York, waar hij werkte als fotograaf en filmer. Hij maakte een groot aantal films over jazzmusici en het dagelijks leven van mensen over de hele wereld. Zonder enige officiele training begon Phill Niblock vanaf 1968 te componeren. Vrijwel al zijn composities werken met geluidsband en/of computer, ook als het er hieronder niet bij vermeld is. Vanaf 1968 was hij kunstenaar-lid van de Experimental Intermedia Foundation in New York, vanaf 1985 was hij er directeur. In 1993 opende hij een Belgisch vergelijkbaar instituut, de Experimental Intermedia v.z.w in Gent. Van 1971 tot 1998 was Phill Niblock docent aan een City University of New York School aan het College of Staten Island. Phill Niblock componeerde • 2 geluidscollages • 1 werk voor koor, orkest en bariton • 7 orkestwerken • 3 werken voor band of ensemble • 14 kamermuziekwerken • 2 werken voor stem(men) en instrumenten • 1 werk voor stem en elektronica • 1 pianowerk • 1 orgelwerk • 34 werken voor een ander instrument solo - Lucid Sea, 2006, voor alt- en basblokfluit met geluidsband • 3 elektronische muziekwerken www.experimentalintermedia.org
Tôn-Thất Tiết (*Huê, Vietnam, 18 oktober 1933) kwam in 1958 naar Parijs om bij Jean Rivier en André Jolivet aan het Conservatorium van Parijs compositie te studeren. In 1977 nam hij het Franse staatsburgerschap aan. In 1993 richtte hij de France-Vietnam Music Association op om de ontwikkeling van traditionele muziek in Vietnam te promoten. Tôn-Thất Tiết componeerde • 1 opera • 1 ballet • 2 theatermuziekwerken • 20 orkestwerken • 74 kamermuziekwerken - Métal-Terre-Eau voor solo-viool, 19 februari 1983, boort diepe lagen in de volksmuziek van Vietnam aan • 6 werken voor koor a capella of met instrumentaal ensemble • 5 filmscores
John Barry Prendergast, OBE (York, Groot Brittanië, 3 november 1933 – Oyster Bay, Verenigde Staten, 30 januari 2011) was de het jongste kind van Doris Wilkinson, een Engelse klassieke pianiste en John Xavier Prendergast, een Ierse filmoperateur en eigenaar van een reeks cinema’s in Noord Engeland. Hij had nog een oudere broer en een zus. John Barry groeide zo’n beetje in de bioscoop op en dat beïnvloedde zijn muzikale smaak en interesses. Hij volgde een opleiding aan de St Peter’s School in York, waar hij ook pianoles kreeg, en kreeg compositieles van Francis Jackson, organist van de York Minster. Van zijn broer Patrick leerde hij na de Tweede Wereldoorlog jazzmuziek te waarderen. Begin 1950-er jaren nam hij trompetles en begon jazznummers te componeren en te arrangeren. Tijdens zijn diensttijd van 1952 tot 1955 in het Britse Leger speelde hij trompet in een legerharmonieorkest en volgde hij een schriftelijke cursus bij jazzcomponist Bill Russo. Hij arrangeerde ondertussen muziek voor bigbands. In 1957 vormde hij zijn eigen Rock ’n’ Roll- en jazzband, de John Barry Seven, die in Engeland aardig populair werd. Vanaf 1959 kreeg hij opdrachten om muziek bij optredens te arrangeren. Daarna volgde al snel een carrière als songcomponist en filmscoreschrijver. Hij componeerde muziek voor elf James Bondfilms en voor een aantal tv-series. Voor zijn filmscores keeg hij vijf Oscars. John Barry was vier keer getrouwd, met Barbara Pickard van 1959 tot 1963, met Jane Birkin van 1965 tot 1968, met Jane Sidey van 1969 tot 1978 en met Laurie van 1978 tot zijn dood. Met Laurie had hij een zoon, Jonpatrick, en uit zijn eerdere relaties drie dochters. In 1975 emigreerde John Barry vanwege belastingproblemen in Groot-Brittanië naar Californië in de Verenigde Staten. Later woonde hij in Oyster Bay, New York. Hij bleef altijd wel Engelsman In 1999 werd hij geridderd tot Officer of the Order of the British Empire (OBE) vanwege zijn muzikale verdiensten. In 2001 kreeg hij een eredoctoraat van de Universiteit van York. Op 21 oktober 2010 werd hem de "Lifetime Achievement Award" toegekend door de World Soundtrack Academy tijdens het Filmfestival van Gent. John Barry overleed op 77-jarige leeftijd aan de gevolgen van een hartaanval. John Barry componeerde • 5 musicals • 102 filmscores - Dr. No, eerste James Bondfilm, regie Terence Young, 1962, John Barry componeerde ook het James Bondthema - From Russia with love, tweede James Bondfilm, regie Terence Young, 1963 - Goldfinger, derde James Bondfilm, regie Guy Hamilton, 1964 - The man with the golden gun, negende James Bond film, regie Guy Hamilton, 1974- • 22 televisiescores - The Persuaders (De versierders) 1971, 1972 • 5 andere werken
Krzysztof Penderecki (*Dębica, Polen, 23 november 1933 – Krakau, 29 maart 2020) kwam door zijn vader al vroeg met muziek in aanraking. Hij kreeg als kind viool- en pianoles. Later studeerde hij compositie aan de Staatshogeschool voor Muziek in Krakau bij Artur Malawski en Stanislaw Skolyszewski, en privé bij Franciszek Skolyszewski. Tegelijkertijd studeerde hij aan de universiteit van Krakau ook filosofie, kunst– en literatuurgeschiedenis. In 1958 werd hij docent compositie aan de Muziekacademie Krakau. Vanaf 1972 tot 1987 was hij er directeur. In 2006 kreeg hij een eredoctoraat van de Universiteit van Münster. Krysztof Penderecki componeerde n iets voor de filmindustrie maar veel fragmenten uit zijn werk werden in films toegepast. Krzysztof Penderecki componeerde • 4 opera’s - Devils from Loudun, 1968 • 8 symfonieën - symfonie nr. 3, 1988 en 1995, klassieke vijfdelige symfonie. Mooi derde deel: Adagio - symfonie nr. 6, Chinese songs, voor bariton, erhu-interludes en orkest, 2017, 8 liederen op Chinese teksten van Li-Tai-Po, Thu-Fu, Ly-Y-Han, Thang-Schi-Yie-Tsai en Tschan-Jo-Su. De liederen worden met elkar erbonden solo intermezzi, gespeeld op het Chinese snaarinstrument erhu. Kamermuzikale kwaliteit. - symfonie nr. 7, Seven gates of Jerusalem, voor symfonieorkest, drie koren, 2 sopranen, alt, tenor, bas en spreker, 1996, ter gelegenheid van het drieduizendjarig bestaan van Jeruzalem. 7-delige symfonie, het derde deel, een a capella gezongen De Profundis, is een indrukwekkend koorwerk. • 26 concerten - Partita voor klavecimbel, elektrische gitaar, basgitaar, harp, contrabas en orkest, 1971, gereviseerd 1991. Het eendelige werk is een soort concerto grosso, waarbij het klavecimbel het belangrijkste (solo-)instrument is. Het klinkt af en toe als duizenden spinnenpootjes. - celloconcerto nr. 1, 1972 - Fonogrammi, voor fluit en kamerorkest 1973 - vioolconcerto nr. 1, 1977, gereviseerd in 1987, geschreven voor Isaac Stern - celloconcerto nr. 2, 1982 - altvioolconcerto, 1983, er zijn ook versies voor klarinet en cello, en een versie met kamerorkest - Concerto voor fluit (of klarinet) en kamerorkest, 1992 - vioolconcerto nr. 2, Metamorfphosen 1995, opgedragen aan Anne-Sophie Mutter - Pianoconcert "Resurrection", 2002, gereviseerd in 2007, opgedragen aan de slachtoffers van de aanslag 9/11 2001. - Hoornconcert, Winterreise, 2008, geschreven voor zijn goede vriend, hoornist Radovan Vlatkovic. - Concerto Doppio, voor viool, altviool en orkest, 2012 - Trompetconcertino, 2015 • 29 andere orkestwerken - Threnos, Trauermusik für die Opfer von Hiroshima, 1961, voor 52 strijkers, met behulp van de nieuwe notatie geschreven, die zich later tot een standaard voor vele avant-gardistische composities ontwikkeld heeft. - Polymorphia, voor strijkorkest met 48 strijkers, 1961 - Canon, voor strijkoekest met 52 strijkers en twee bandrecorders, 1962 - Fluorescenties voor orkest: grote strijkersectie; blaasinstrumenten allemaal 4x bezet, 32 slagwerkinstrumenten voor 6 slagwerkers, schrijfmachine, koebel, guiros, glas en gong, 1962. - De natura sonoris nr. 1, 1966, geïnspireerd door Lucretius's De rerum natura (over de natuur der dingen). - De natura sonoris nr. 2, 1971 in opdracht van de Juilliard School of Music in New York. Beide natura sonoris werken spelen een hoofdrol in de soundtrack van de film The Shining (Stanley Kubrick, 1980). - Het Ontwaken van Jakob, 1974, de orkestbezetting vraagt het gebruik van 12 ocarina's. Opgedragen aan Prins Reinier van Monaco - Sinfonietta nr 1, voor strijkorkest, 1992, gearrangeerd van het strijktrio - Sinfonietta nr 2, voor klarinet en srijkers, 1994, gearrangeerd van het klarinetkwartet) - Sinfonietta nr 3, voor strijkorkest, 2012, gearrangeerd van het srijkkwartet nr. 3 • 5 werken voor harmonie–orkest • 1 werk voor jazzensemble • 18 werken voor solisten, koor en orkest - Lucaspassie: Passio et mors Domini nostri Jesu Christi secundum Lucam voor sopraan, bariton, bas, spreker, jongerenkoor, 3 gemengde koren (SATB) en orkest, 30 maart 1966, indrukwekkende moderne passie, meesterwerk van de naoorlogse muziekgeschiedenis. Groot werk in twee delen met in totaal 27 nummers 4. Domine, quis habitabit ("Heer, wie zal wonen..", uit de Psalmen 14, 4 en 15), voor sopraan en orkest - Dies Irae, oratorium ter herdenking van Auschwitz, voorsopraan, tenor, bas, gemengd koor en orkest, 1967 - Canticum Canticorum Salomonis, 1973, zetting van het Bijbelse Hooglied voor 16-stemmig gemengd koor, kamerorkest en een danspaar. - Te Deum voor 4 solostemmen (sopraan-, mezzosopraan-, tenor-, bassolo), 2 gemengde koren en orkest, 1980, opgedragen aan Karol Wojtyla, Paus Johannes Paulus II - Lacrimosa voor sopraan, koor en orkest, 1980, later uitgegroeid tot het geschoolstalig Pools Requiem - Polskie Requiem (Pools Requiem) requiem mis voor solisten, gemengd koor en orkest, 1984, herzien en uitgebreid in 1993 met een Sanctus en in 2005 met toegevoegd deel Ciaccona voor strijkorkest, aangrijpend stuk ter herinnering aan Paus Johannes Paulus II. In grote trekken volgt het requiem de oude Latijnse requiemtkest, aangevuld met het traditionele Poolse gezang Święty Boże. - Kaddish, 2009, voor solostemmen, koor en orkest, over de opstand in het Joodse getto in Warschau - Dies Illa, 2014, voor sopraan, mezzosopraan, bas, drie gemengde koren en orkest, gebaseerd op de Latijnse “Dies irae”-tekst, geschreven ter herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Op zaterdag 8 november 2014 door 1400 muzikanten uit 18 landen in de basikiek van Brussel uitgevoerd. • 6 werken voor koor en orkest - Psalmen van David, 1958, voor gemengd koor en instrumenten. Psalm 28, Psalm 30, Psalm 43 en Psalm 143; atonale zettingen. - Kosmogonia , 1970, opdracht voor het 25-jarig bestaan van de Verenigde Naties. - Canticum Canticorum Salomonis, 1973, gebaseerd op het Hooglied van Salomo - Song of Cherubim, 1986, ortodox liturgisch - Hymne an den heiligen Adalbert, 1997, eerbetoon aan Adalbert, bisschop van Praag, die in 997 doodgemarteld werd bij zijn pogingen de Baltische Pruisen te bekeren. - Magnificat, 1974, geschreven er gelegenheid van de 1200ste viering van de kathedraal van Salzburg. Indrukwekkende koorglissandi in het tweede deel. • 1 werk voor zangstem en orkest - Strophen, 1959 voor sopraan, verteller, en tien instrumenten, gebaseerd op Griekse, hebreeuwse en Perzische literatuur. • 10 koorwerken a capella - Miserere (nu een fragment uit de Sint-Lucaspassie), 1965, voor jongenskoor en drie gemengde koren a capella - Domine quid multiplicati sunt, Psalm 3, voor koor a capella, 2015, ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Armeense genocide van 1915 - In Pulverem Mortis (nu een fragment van de Sint-Lucaspassie), 1965, voor drie gemengde koren a capella - Agnus Dei (nu onderdeel van het Poolse Requiem), 1981, - O gloriosa Virginum, 2009, voor gemengd dubbelkoor a capella - Missa Brevis, 2013 • 12 kamermuziekwerken - 3 miniature voor klarinet en piano, 1956. Poëtisch beeldend tweede deel Andante cantabile - Strijkkwartet nr. 1, 1960, heftig, angstaanjagend - Strijktrio voor viool, altviool en cello, 1991 - Klarinetkwartet (kwartet voor klarinet en strijktrio), 1993, opgedragen aan Ake Holmquist - Strijkkwartet nr. 2, 1968, clusterklankvelden - Der unterbrochene Gedanke, vloor strijkkwartet, 1988 - Strijktrio, 1990 - Tweede vioolsponate, 2000, opgedragen aan Anne-Sophie Mutter - Sextet, tweedelig werk voor klarinet, hoorn, viool, altviool, cello en piano, 2000, zijn belangrijkste kamermuziekwerk. - Derde strijkkwartet "Bladzijden van een niet geschreven dagboek", 2008 - Duo concertante voor viool en contrabas, 2010, opgedragen aan Anne-Sophie Mutter - Strijkkwartet nr. 4, 2016
• 10 werken voor een instrument solo • 3 elektronische muziekwerken • fimscores - Katyń, 2007
John Derek Sanders OBE, FRCO (Wanstead, Essex, Engeland, 23 november 1933 – Hereford, 23 december 2003) kreeg zijn eerste muziek- en orgellessen op de Felsted School. In 1950 begon hij een studie aan de Royal College of Music bij Sir John Dykes Bower, organist van de St Paul's Cathedral. Daarna studeerde John Sanders nog aan de Universiteit van Cambridge bij Patrick Hadley. In 1958 kreeg hij een aanstelling als Assistant Organist in Gloucester, waarbij het tegelijk directeur werd van de muziekafdeling aan de The King’s School in Gloucester. In 1963 werd hij koordirigent aan de Chester Cathedral. In Chester ontmoette hij zijn vrouw, Janet, en zette hij een muziekfestival op: het Chester Festival. In 1967 kwam John Sanders terug in Gloucester als Organist en dirigent van het Gloucestershire Symphony Orchestra en de Gloucester Choral Society. Hij werd ook muziekdirecteur aan het Cheltenham Ladies' College. Zijn positie in Gloucester leidde tot het directeurschap van het Three Choirs Festival. In 1986 werd John Sanders Freeman of the City of London. In 1994 ging John Sanders met pensioen en werd benoemd tot Officer of the Order of the British Empire (OBE). Terwijl hij in 2003 herstelde van een heupoperatie in het ziekenhuis van Hereford, kreeg hij een longonsteking, waaraan hij overleed. John Sanders componeerde • 1 orkestwerk • 2 missen • 1 requiem • 2 cantates • 50 andere liturgische werken - The Reproaches, 1993, voor koor a cappella • 2 kamermuziekwerkern • 2 orgelwerken
Bernard van Beurden (Amsterdam, 5 december 1933 – Frankrijk, 15 mei 2016) speelde op zijn achtste al viool en componeerde vanaf zijn elfde. Hij studeerde aan het conservatorium van Amsterdam viool en altviool bij Klaas Born en compositie bij Rudolf Escher en Ton de Leeuw. Bernard van Beurden werkte zeven jaar als programmamaker en componist bij de radio bij verscheidene omroepen. Als muziekdocent werkte hij aan de muziekschool en de Theaterschool in Amsterdam en aan het conservatorium in Rotterdam. In 1974 schreef hij voor het muziekonderwijs het "Werkboek voor muziek van nu", dat in de jaren 70/80 veel gebruikt werd, en vertaald werd in het Zweeds. Voor zijn veelzijdige verdienste als musicus kreeg Bernard van Beurden op 7 december 2003 een koninklijke onderscheiding: Officier in de Orde van Oranje Nassau. Bernard van Beurden werkte tot aan zijn dood als componist. Hij overleed op zijn vakantieadres in Frankrijk. Bernard van Beurden componeerde • 3 opera’s • 28 muziektheaterwerken • balletten • 1 oratorium • 11 orkestwerken • 38 (series)werken voor harmonieorkest • 9 werken voor mandolineorkest • 26 koorwerken, ook met instrumentale begeleiding • 23 kamermuziekwerken • 7 werken voor een instrument solo - For now and Forever, voor tenorsaxofoon solo
Henryk Mikołaj Górecki (Czernica, Silezië, nu Polen, 6 december 1933 ̶ Katowice, Polen, 12 november 2010) studeerde muziek aan de Karol Szymanowski Muziekacademie, Katowice compositie bij Bolesław Szabelski, een leerling van Karol Szymanowski. Vanaf 1965 doceerde hij partituurspel en compositie aan zijn "Alma mater", de Karol Szymanowski Muziekacademie Katowice. In 1975 werd hij er rector magnificus en twee jaar later tot professor benoemd. Górecki was medegrondlegger van de Poolse School, samen met Krzysztof Penderecki. Tot de jaren 1970 componeerde Henryk Górecki eigenzinnige modernistische muziek, geënt op het serialisme van Anton Webern en Karlheinz Stockhausen. Vanaf de jaren zeventig liet hij de seriele muziek achter zich ("iedereen kan tot twaalf tellen") en bekeerde zich tot welluidendheid. Met groot succes. Hij wordt wel een van de founding fathers van de minimalistische muziek genoemd. In 1994 werd hij eredoctor van de Universiteit van Warschau, in 2000 van de Jagiellonische Universiteit, Krakau en in 2004 van de Katolicki Uniwersytet Lubelski Jana Pawła II in Lublin. Hij was ereburger van Rybnik. Op 5 juni 2010 stond de wereldpremière van Symfonie nr. 4 door het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Jaap van Zweden gepland. Door ziekte was de componist niet in staat om dit werk te voltooien. Henryk Górecki componeerde • 4 symphonieën - symfonie nr. 2 "Kopernikowska", voor sopraan, bariton, gemengd koor en groot orkest, opus 31 – teksten Psalm 145: 6, 135: 7-9 en een uittreksel uit boek I van "De revolutionibus orbium caelestium" van Nicolaas Copernicus, 1973. De symfonie is ook aan Nicolaas Copernicus opgedragen. - symfonie nr. 3, Symfonia pieśni żałosnych ("Symfonie van treurliederen"), voor sopraan en groot orkest, 1977, opus 36, een bestseller, werd nummer 1 op de "pop charts". "Kennelijk heb ik iets geschreven, waar de mensen behoefte aan hebben", zei de componist. Repeterende tijdloze muziek, verheven minimalistische symfonie. Aangrijpende gezongen gebedsteksten met verwijzingen naar de gruwelen van de Holocaust. Het tweede deel: Lente e Largo - Tranquilissimo is het indrukwekkendst en werd gebruikt in verschillende speelfilms. - symfonie nr. 4, "Tansman episodes", opus 85, 2010, bleef door de zwakke gezondheid van Henryk Górecki in pianopartituur. Zijn zoon Mikolaj maakte de symfonie af met een orkestpartituur. Het is een aangrijpende symfonie geworden met een grote emotionele en spirituele kracht. De bijnaam is een huldebetoon aan Górecki's landgenoot Alexandre Tansman. • 3 concerten - Concerto voor klavecimbel of piano en orkest, opus 40, 1980, hamerend, er zit geen enkele ontwikkeling in. • 8 andere werken voor orkest of groot ensemble - Three pieces in the old style (Trzy tance w dawnym stylu), voor strijkorkest, 1963 - Kleines Requiem für eine Polka, opus 66, voor piano en 13 instrumenten,1993, in de twintigste eeuw moet overal de draak mee gestoken kunnen worden • 8 werken voor zangstem(men), koor en ensemble of orkest - epitafium, 1958, zijn debuut - Beatus vir (gelukkige man), 1979, ter gelegenheid van het bezoek van Paus Johannes Paulus II in Krakau • 2 werken toneelmuziek • 6 (series) koorwerken - Miserere, opus 44, koor a cappella, 1981, stil protest voor de Poolse vakbeweging Solidaridad; louter schoonheid. - Vijf Maria Liederen, Opus 54, voor koor a cappella, 1985 - Kerkliederen, voor gemengd koor a capella, opus 84, 1986, gepubliceerd in 2013. 20 Poolse kerkliederen uit de 19de-eeuwse collectie Śpiewnik kościelny van Jan Siedlecki, gearrangeerd voor gemengd koor a capella. - Totus Tuus (helemaal van jou), opus 60, 1987, op een gedicht van Maria Boguslawska, ontroerend - Lobgesang, opus 76, voor koor a cappella, 2000 • 18 kamermuziekwerken - Genesis I: Elementi, Whispers of Titans, opus 19, voor strijktrio, 1962. Geschreven op een twaalftoonreeks. Er komen oerkrachten los: er waren twaalf titanen, kinderen van Uranus en Gaia, die door hun vader in de Tartarus werden gesmeten. De musici moeten tenminste zes meter van elkaar af zitten. het werk is een hommage aan Alfred Schnittke. - Sonata voor twee violen, opus 10, 1957, woeste ritmische uitbarstingen tegenover ingehouden passages. Tweede deel van de driedelige sonate Adagio Sostenuto met etherische pracht. - Recitatives en Ariosos "Lerchenmusik", voor klarinet, cello en piano, opus 53, 1984 ; één grote klaagzang; - Already it is Dusk, opus 62, strijkkwartet nr. 1, 1988 - Quasi una fantasia, opus 64, strijkkwartet nr. 2, 1991 - ..songs are sung, opus 67, strijkkwartet nr. 3, 1995, gereviseerd in 2005, beladen en lyrisch • 7 werken of series werken voor zangstem en piano of andere instrumenten • 1 werk voor orgel • 3 werken of series werken voor piano solo • muziek voor 2 films
|