C. Muzikale vormen

 

7.  Dansvormen van de 13de tot de 16de eeuw

in alfabetische volgorde.

 

Basse danse   langzame Franse hofdans in een tweedelige maatsoort. De voeten werden schuivend bewogen.

 

Branle             Oude Franse rondedans vanaf 1470. Het is een zogenaamde "loopdans", in tweedelige maatsoort, met een na elk couplet terugkerend refrein. In de 16de eeuw begon elk bal met een vier branles: branle double, branle simple, branle gay en een branle de Bourgogne. De branle gay was er speciaal voor het jonge volk: een snelle dans, in tegenstelling tot de anderen in een driedelige maatsoort.

 

Estampie         middeleeuwse dans, populair in Frankrijk en Noord-Italië van de 12de tot en met de 14de eeuw.  De Oudfranse term estampie gaat terug op het Oudgermaanse woord 'stampjan'/'stampen'. Estampies bestaan uit een aantal herhaalde melodische zinnen, soms kunstig versierd en/of gevarieerd.

 

Gaillarde, gaillarda       

uitbundige snelle springdans in 3-delige maatsoort. Wordt meestal voorafgegaan door de Pavane.

 

 

Moresca, Morisca, Mourisque of  Moriskendans “morendans”, (Engels Morris dance)

stamt uit de tijd van de 'Reconquista' in de 11e en 12e eeuw, toen de katholieke bevolking van het Spanje hun gebied heroverde op de Arabische overheersers. De Moresca is een zwaarddans, kan twee- of driedelig zijn, uitsluitend door mannen gedanst; pantomimische dans; de dansers waren als Moren (noordafrikaanse negers) vermomd en droegen belletjes aan hun kostuum.

 

Passamezzo, Pass’e mezzo of  Passo e mezzo

een schrijddans in 2/2 maat uit de 16de en het begin van de 17de eeuw, iets sneller dan de Pavane. Hat als snelle nadans meestal een Saltarello. Zowel in grote als in kleine terts, onstaan omstreeks 1540. Er zijn 121 Passamezzo’s bewaard gebleven van componisten zoals  Andrea Gabrieli, John Bull, William Byrd, Jan Pieterszoon Sweelinck en Samuel Scheidt 

 

PavanePavan, Pavana, Pavaniglia

Italiaanse dans met een ernstig en statig karakter, in 2-delige maat. Zij werd vaak gevolgd door de speelse gaillarde, maar leidde ook een zelfstandig bestaan. De waardige, schrijdende dansvorm van de pavane (het woord is afgeleid van het Spaanse pavo: pauw en/of van de Italiaanse stad Padua ), paste uitstekend bij de nieuwe, wat sobere manieren van het 16e-eeuwse hofleven. Na 1636 raakte de pavane volledig uit de mode, en werd niet meer gedanst. Maar musici bleven pavanes componeren, omdat het zulke mooie trieste stukken waren. Zo was een van de drie bekendste versjes uit de 17de eeuw de "Pavane Lachrymae" (= tranenpavane) van John Dowland. In 1886 schreef Gabriël Fauré een Pavane, één van zijn mooiste composities. En Maurice Ravel noemde een van zijn mooiste orkeststukken Pavane pour une infante defunte, omdat hij die titel zo mooi vond klinken, verder sloeg het nergens op.

 

 

Saltarello        springdans (Italiaans 'saltare' = 'springen') ontwikkelde zich aan het hof van napels in de 13de eeuw. Favoriet bij het Carnaval in Rome. Felix Mendelssohn verwerkte de saltarello in de finale van zijn Italiaanse symfonie. De saltarello werd als nadans van de basse danse gebruikt.

 

Tourdion         dansvorm  van het midden van de 15de tot het einde van de 16de eeuw.

De naam van de dans is afgeleid het Franse tordre = draaien. Zeer levendige dans, ontstaan aan het hof van Bourgondië. De tourdion werd vaak afgewisseld met de basse danse, die voornaam en zeer langzaam sterk met de tourdion contrasteerde.

De tourdion werd gepopulariseerd door Pierre Attaignant, die er als uitgever veel in zijn dansverzamelingen opnam

 

Volta, Lavolta, of Volte

parendans in ¾ maat uit de 16de en 17de eeuw. De volta werd niet als netjes gezien, want door de snelle gaillardesprongen werd de onderrok en de benen. het was de lievelingsdans van Koningin Elisabeth I. In de  Terpsichore van Michael Praetorius komen 48 volta’s voor. De Volta is vaak de slotdans van een serie. l