Componisten

vanaf 1936

 

Iván Eröd (*Boedapest, Hongarije, 2 januari 1936 – Wenen, Oostenrijk, 24 juni 2019) was de tweede zoon van de kooplui Lajos en Erzsébet Eröd. Na de inname van Hongarije door de Duitse troepen werden in maart 1944 op racistische gronden verscheidene familieleden van hem door de Nazi’s naar een concentratiekamp werden gedeporteerd. Zijn grootouders en zijn oudere broer Endre werden in de concentratiekampen Buchenwals en Auschwitz vermoord.

Na de oorlog studeerde Iván Eröd van 1951 tot 1956 aan de Muziekhogeschool Ferenc Liszt in Boedapest piano bij Pál Kadosa, compositie bij Ferenc Szabó en Hongaarse volksmuziek bij Zoltán Kodály. Na het neerslaan van de Hongaarse volksopstand in 1956 vluchtte Iván Eröd in dat jaar in december naar Oostenrijk. Hij kwam daar in een vluchtelingenkamp terecht, liftte na een week met auto’s naar Linz en vandaar naar Wenen, waar hij tot 1975 bleef wonen.

Van 1957 tot 1961 kon hij met een stipendium van de Verenigde Staten aan de Weense Muziekacademie piano bij Richard Hauser en compositie bij Karl Schiske en Hanns Jelinek studeren. Hij bezocht ook de Darmstädter Ferienkurse voor Moderne Muziek.

Hij ontwikkelde zich tot een veelgevraagde concert- en ensemblepianist en doceerde van 1967 tot 1989 compositie en muziektheorie aan de Muziekhogeschool van Graz. In 1969 trouwde hij met Marie-Luce Guy. Ze kregen vijf kinderen. Eén ervan, Adrian Eröd, werd operazanger aan de Weense staatsopera. Iván Eröd kreeg het Oostenrijkse Staatsburgerschap, maar door veranderde paspoortwetten na de val van het ijzeren gordijn was hij vanaf 1993 ook weer Hongaars staatsburger.

Vanaf 1989 was Iván Eröd docent harmonieleer en contrapunt aan de Universiteit voor muziek en uitvoerende kunsten in Wenen. In 2004 kreeg hij een gastprofessoraat aan de Liszthogeschool in Boedapest. Vanaf 2009 maakte hij deel uit van de Hongaarse Academie van Wetenschappen. In 2014 werd zijn eerste achterkleinzoon János geboren.

Iván Eröd componeerde

     6 opera’s

     1 muziektheaterwerk

     11 concerten

     18 andere werken voor orkest of groot ensemble

     5 werken voor zangstem(men) en orkest

     9 koorwerken a capella

     28 kamermuziekwerken

- Sonate voor fagot en piano, "Sonata Milanese", opus 47, 1984

     12 (series) werken voor zangstem(men) en piano of andere instrumenten

     14 pianowerken

     5 werken voor een ander instrument solo 

www.ivan-eroed.at

 

Ruud Bos (Amsterdam, 8 februari 1936 – Hilversum. 30 juni 2023) zijn vader was orkestleider. Op zijn achtste jaar schreef hij zijn eerste liedje. Op de lagere school speelde hij al piano met zijn nummer De Karavaan. Hij kreeg op de montessori-mulo in Amsterdam  vrijheid om zijn talenten te ontwikkelen. In 1953 ging hij aan het conservatorium in Amsterdam piano studeren en een paar maanden later naar Bussum. Dat gedisciplineerde werk hield hij niet lang vol, en hij maakte niks af.  Na zijn militaire diensplicht in 1960 speelde hij eerst in het Leidseplein Cabaret.  In 1961 werd hij pianist voor Jan Blaaser en Joop Doderer. Van 1964 tot 1969 had hij zijn eigen Orkest Ruud Bos, The Secret All Star Band. In het omroeparchief zijn nog opnamen teruggevonden: materiaal van uitzonderlijke kwaliteit. Ruud Bos was docent compositie aan het Conservatorium van Rotterdam en muziekregisseur bij de NOS. Ruud Bos is lang getrouwd geweest actrice en cabaretičre Marjan Berk. Pianist, componist arrangeur en orkestleider Ruud Bos was in de Nederlandse muziekwereld van de afgelopen zestig jaar dé muzikale duizendpoot. In 2021 kreeg hij de oeuvreprijs van auteursrechtenorganisatie BUMA. 

Ruud Bos componeerde

     1 opera

- Reinaert de Vos, 1991

     1 musical

- De Fabeltjeskrant , 2007, libretto John van Eerd

     23 theatermuziekwerken

     5 attractiemuziekwerken voor De Efteling.

- Droomvlucht,

- Fata Morgana,

- Villa Volta

- Vogel Rok.

- Carnaval Festival (arrangementen).

     kamermuziekwerken voor blaaskwartet

- Hofwals, 2017

- Ragtime, 2017

     2000 liedjes

- Telkens weer (Willeke Alberti)

- De nozem en de non (Cornelis Vreeswijk)

     27 televisiescores

- De Fabeltjeskrant 1968-1972

- Citroentje met Suiker 1972-1974

- Paulus de boskabouter, 1974-1976

- Bassie en Adriaan, 1978-1980

- Dagboek van een herdershond, regie Willy van Hemert, 1978 - 1980

- De Fabriek, 1981, Nederlandse televisieserie naar een script van Hans Keuls. De door allerlei ensembles en (fanfare)-orkesten gespeelde hit Sugar was titelmuziek van de serie

- Zeg 'ns Aaa, 1981-1993

- Goudkust, 1996-2001

     13 filmscores

- De inbreker, regie Frans Weisz, 1972

- Naakt over de schutting, regie Frans Weisz, 1973

- Rooie Sien,  regie Frans Weisz, 1975, wat het klassieke lied Telkens weer met en voor Willeke Alberti opleverde.

 

 

Leo Köhlenberg (*Wassenaar, 29 februari 1936 – Franeker, 8 oktober 2020) kreeg zijn eerste muzieklessen in Wassenaar van de kerkmuzikanten dr. J. van Biezen en dr. H.L. Oussoren. Na zijn middelbare school studeerde Leo Köhlenberg aan het Utrechts Conservatorium orgel bij Stoffel van Viegen, koordirectie bij Adriaan Schuurman, kerkmuziek bij Willem Mudde en contrapunt bij Bert Matter.

Van 1973-1985 was Leo Köhlenberg cantororganist van de Messiaskerk te Wassenaar. Naast kerkmusicus was hij ook bouwer van muziekinstrumenten zoals klavecimbels, spinetten en klavichorden.

Leo Köhlenberg componeerde

     1 musical

- Esther, de ster van het feest, tekst Henk Fonteyn en Eveline Stern

     oratoria

- Het evangelie naar Maria, 2003, gebaseerd op het evangelie van Maria Magdalena dat in 1896 werd gevonden in een antiquariaat te Caďro

- Evangelium Veritas,  2005, op basis van de tekst van het Evangelie van de Waarheid.

     cantates

- The Nativity of Light, 2000, kerstcantate

     motetten

     sololiederen

     kamermuziekwerken

- Sonata Nuovo, 2010, voor altblokfluit en piano, geschreven voor Lies van der Grient

     pianowerken

Sonate Revestique, 1999

 

Aribert Reimann (Berlijn, Duitsland, 4 maart 1936 – 13 maart 2024) was de jongste zoon van kerkmusicus Wolfgang Reimann (1887-1971) en altzangeres Irmgard Rühle (1894-1972). Hij begon op zijn tiende met componeren van liederen. Aribert Reimann studeerde compositie, contrapunt en piano aan de Hochschule für Musik in Berlijn bij Boris Blacher en Ernst Pepping. Tijdens zijn studie werkte hij als repetitor bij de Städtische Oper. In 1957 begon hij zij carričre als solopianist en begeleider.

In 1958 ging hij musicologie studeren aan de Universität Wien. In het begin van de jaren zeventig werd hij lid van de Akademie der Künste in Berlijn. Hij was van 1974 tot 1983 hoogleraar eigentijdse muziek aan de Hochschule für Musik und Theater Hamburg en van 1983 tot 1990 aan de Hochschule der Künste.

In 1988 initieerde Aribert Reimann de Busoni-Kompositionspreis, genoemd naar Ferruccio Busoni, om jonge componisten en studenten compositie te stimuleren.

In 2006 richtte hij de Aribert-Reimann-Stiftung op met het doel het eigentijdse klassieke lied te bevorderen. Er wordt een stipendium vertrekt aan een jonge componist(e) die hoogstens drie jaar geleden afgestudeerd mag zijn en een nieuwe liedcyclus voor zangstem en piano componeert , waarvan studenten van de vakgroep "Zeitgenössisches Lied" van de Universität der Künste Berlin de premičre moeten verzorgen.

Aribert Reimann werd onderscheiden met het Großen Verdienstkreuz mit Stern der Bundesrepublik Deutschland.

Hij leeft en werkt nog (2018) in Berlijn.

Aribert Reimann componeerde

     9 opera’s

- Lear, opera in twee bedrijven, libretto Claus H. Henneberg, gebaseerd op de vertaling van Johann Joachim Eschenburgs van William Shakespeares King Lear, 9 juli 1978

- Medea, opera in twee bedrijven, eigen libretto naar het derde deel van Franz Grillparzers Drama-Trilogie Het Gulden Vlies, 2009

- L’invisible, 2016, trilogie lyrique, libretto de componist zelf, naar Maurice Maeterlincks L’Intruse, Intérieur en La Mort, Textfassung vom Komponisten. Fascinerend werk, opgedragen aan zijn broer, die op 12-jarige leeftijd overleed, toen het ziekenhuis waarin hij in 1943 verbleef werd gebombardeerd. Adembenemend werk.

     2 balletten

     12 orkestwerken

     17 (series) zangwerken voor (zang)stem(men), koor) en orkest

     5 (series) zangwerken voor (zang)stem(men) en kamerensemble

     14 kamermuziekwerken

- Adagio zum Gedenken an Robert Schumann,  voor strijkkwartet

     10 (series) zangwerken voor (zang)stem(men) en piano of een ander instrument

- Neun Gedichte nach Paul Celan, 1992

nr. 6  Nach dem Lichtverzicht

     4 (series) pianowerken

 

Ladislav Karol Kupkovič (*Bratislava, Slowakije, 17 maart 1936 – Haste, Duitsland 15 juni 2016) studeerde van 1950 tot 1955 viool bij Albín Vrteľ aan het Konzervatórium in Bratislava. Van 1955 tot 1961 studeerde hij viool bij Mikuláš Jelínek aan de Hogeschool voor muzische Kunsten in Bratislava. In 1964 werd Ladislav Kupkovič violist in het Slowaaks Filharmonisch Orkest in Bratislava. Daarna werkte hij veel voor film en televisie. Ladislav Kopkovič richtte het ensemble "Muziek van nu" op, waarmee hij veel concertreizen maakte in binnen- en buitenland. In 1969 kon hij met een studiebeurs van de Deutscher Akademischer Austausch-Dienst (DAAD) in Berlijn werken. In 1970 emigreerde Ladislav Kupkovič naar Duitsland, waar hij zich liet naturaliseren en nooit meer weg ging. Eerst woonde hij in Berlijn, vanaf 1971 in Keulen. In 1973 werd Ladislav Kupkovič docent muziektheorie aan de Hochschule für Musik und Theater in Hannover. Hij was min of meer de uitvinder van de “wandelconcerten”, waarbij op verschillende plekken in de stad concerten worden uitgevoerd en je van de ene plek naar de andere kunt lopen. Ladislav Kupkovič woonde tot zijn dood met zijn vrouw in de gemeente Haste, vlak bij Hannover. Een van zijn twee dochters, Danica Kupkovič is docente aan de Hochschule für Musik Detmold.

Ladislav Kupkovič componeerde 250 werken:

     3 opera’s

     2 missen

     2 andere kerkmuziekwerken

     4 cantates

     17 concerten

     34 (series) andere orkestwerken

     6 werken voor harmonieorkest

     3 (series) koorwerken

     8 (series) liederen

     103 kamermuziekwerken

- Souvenir, voor viool en piano, 1971

     1 orgelwerk

     15 (series) pianowerken

     6 (series) accordeonwerken

     2 gitaarwerken

     filmscores

 

Sir Richard Rodney Bennett (Broadstairs (Kent), Engeland, 29 maart 1936 – New York City, 24 december 2012) studeerde aan de het Royal Academy of Music bij Howard Ferguson, Lennox Berkeley en Cornelius Cardew. Later studeerde hij in Parijs nog twee jaar bij Pierre Boulez. Richard Bennett gaf les aan de Royal Academy of Music tussen 1963 en 1965 en aan het Peabody Institute in Baltimore, Verenigde Staten, van 1970 to 1971. Sinds 1979 woonde hij in New York. Richard Bennet was een veelgevraagd jazzpianist en zong graag licht repertoire. Hij ws ook een begaafde kunstschilder.

Richard Bennett componeerde

     5 opera’s

     3 balletten

     45 orkestwerken of series orkestwerken

- Reflections on a Sixteenth-Century Tune, 1999, opgedragen aan dirigent John Wilson

- Symfonie nr. 1, 1965, behoorlijk seriël, later stapte hij van dat atonale af. 

     5 werken voor harmonie of fanfare

     9 werken voor zangstemmen en orkest/ensemble

     26 koorwerken

     57 kamermuziekwerken

     23 liederen of series liederen voor zangstem en piano of andere instrumenten (waaronder tape)

- A History of the Thé Dansant (teksten M.R. Peacocke) parodistische cyclus voor mezzosopraan en piano, 1994

     15 werken voor piano solo

     18 werken voor andere instrument soloen

     50 film- en televisiescores

- Murder on the Orient Express, 1974, regie Sidney Lumet. 

- Four Weddings and a Funeral, 1994, regie Mike Newell

 

Jerzy Maksymiuk (*Grodno, Polen, 9 april 1936) studeerde compositie bij Piotr Perkowski, piano bij Jerzy Lefeld en orkestdirectie bij Boguslaw Madeyaan aan de Frédéric Chopin Muziek Akademie te Warschau. Zijn diploma’s behaalde hij alle met onderscheiding. Jerzy Maksymiuk legde zich voornamelijk toe op directie. Hij werkte aan het Grand Theater (Teatru Wielkiego) te Warschau en stelde daar een kamerorkest samen voor de Opera. Dit orkest groeide uit tot het Poolse Kamerorkest en later (1984) tot de Sinfonia Warschau - Pools Kamer Orkest (Sinfonia Varsovia - Polska Orkiestra Kameralna).

Jerzy Maksymiuk werd in 1975 werd benoemd tot eerste dirigent van het Pools Nationaal Radio Orkest (Wielka Orkiestra Symfoniczna Polskiego Radia). Vanaf 1980 trad Jerzy Maksymiuk veel op als gastdirigent van vooral Engelse en Schotse orkesten. Van 1983 tot 1993 was Jerzy Maksymiuk dirigent van het BBC Scottish Symphony Orchestra, in 1993 werd hij eredirigent. In 1990 kreeg hij om zijn verdiensten een eredoctoraat van de Strathclyde University van Glasgow.

Jerzy Maksymiuk componeerde

     3 balletten

     7 orkestwerken

- Vers per Archi,  2014

     2 werken voor koor en orkest of ensemble

     2 werken voor zangstem en ensemble

     4 kamermuziekwerken

 

William Patrick Gowers (Islington, Groot–Brittannië, 5 mei 1936 – 30 december 2014) was de zoon van Stella Pelly en advocaat Richard Gowers. Patrick Gowers volgde zijn Middelbare Schoolopleiding aan het Radley College en studeerde daarna muziek aan de Universiteit van Cambridge, waar hij ook meteen al componeerde en part–time compositieles gaf. Patrick Gowers promoveerde in 1966 op een poroefschrift over de muziek van Erik Satie.

Patrick Gowers was tweede dirigent van Bill Russo's London Jazz Orchestra. In 1964 werd hij muziekdirecteur van de Royal Shakespeare Company’s producties in West End en in New York. Daarnaast was hij bezig als filmscorecomponist en pianist. Patrick Gowers trouwde in 1961 met Caroline Maurice in 1961. The echtpaar kreeg drie kinderen, wiskundige Sir Timothy Gowers, auteur Rebecca Gowers en violiste Katharine Gowers.

Patrick Gowers componeerde

     orkestwerken

     1 cantate

     koorwerken

- Viri Galilaei, 1987, anthem voor dubbelkoor en twee orgels, voorde inwijding van Richard Harries als bisschop van Oxford, zeer de moeite waard

     orgelwerken

     gitaarwerken

     40 filmscores

     10 scores voor TV–series

 

Viktor Fortin (*Fohnsdorf, Steiermark, Oostenrijk, 14 mei 1936) was aanvankelijk tuinbouwleerling en medewerker in het tuinbouwbedrijf van zijn ouders. Daarnaast speelde hij dansmuziek in een eigen band. Pas in 1956 begon Viktor Fortin aan het Conservatorium Graz een muziekstudie piano, fagot, blokfluit en compositie bij Waldemar Bloch. Daarna gaf hij les aan diverse muziekscholen.

Van 1979 tot 2004 was Viktor Fortin professor blokfluit, vormleer en muziekanalyse aan de Kunstuniversiteit Graz. In 1985 promoveerde hij in muziekwetenschap en germanistiek. Op het moment woont Viktor Fortin nog steeds in Graz.

Viktor Fortin componeerde

     2 opera’s

     3 musicals

     1 ballet

     1 ander theaterwerk

     29 orkestwerken

     26 (series) koorwerken

     41 (series) werken voor of met blokfluit

- Steirische Weihnachtsmusik für Blockflötenqintett, 2012

- Vier Sketches für sieben Wagemutige, voor vijf blokfluiten, slagwerk, viool en cello ad libitum, 2013

1. Banananas, wild feestje van tegendraadse ritmen

2. Scherzo bizarro, diepe melancholie en andere affekten

3. Midnightblues, zet aan tot nadenken, krachtig

4. Pfauentanz

- Concert  voor blokfluit en blaasorkest, 2013, gecomponeerd ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Sindelfinger Stadskapelle. Levendige humorvolle muziek.

- Pinocchio-Blues voor altblokfluit en piano, 2014

     98 (series) kamermuziekwerken

- No problem, 14 duo's voor dwarsfluiten, 2006

     8 series liederen

     14 werken voor een instrument solo

voor een totaaloverzicht van zijn werken met blokfluiten zie bij de blokfluitgeschiedenis van deze site 6. Componisten van blokfluitwerken

www.fortin.at

 

Philippe Boesmans (Tongeren, België 17 mei 1936 – Brussel, 10 april 2022) studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Luik piano en een beetje compositie bij Pierre Froidebise. Nadat hij in contact kwam met de “Luikgroep”: Henri Pousseur, André Souris en Célestin Deličge, begon hij in 1957 zelf ook als autodidactisch componist muziek te schrijven. Vanaf 1962 nam Philippe Boesmans deel aan de produkties van het Centre de Recherches Musicales de Wallonie, waar hij samenwerkte met Henri Pousseur. Als pianist speelt hij in het Ensemble Musique Nouvelle. In 1962 werd hij he became a producent aan de Radio Télévision Belge de la Communauté Française (RTBF), en werkte daar ook met het radio-orkest, waardoor hij wel zo’n beetje alles van compositie en orkestratie onder de knie kreeg. In 1971 won hij de Prix Italia voor zijn compositie Upon La-Mi voor stem, hoorn en ensemble.

Hij werkte nog lang als producent voor de RTBF en was vanaf 1985 componist voor De Munt, het operahuis in Brussel.

Philippe Boesmans componeerde

     7 opera’s

- Pinocchio, 2017, Franstalige opera, libretto Joël Pommerat, gebaseeerd op de Avonturen van Pinocchio van Carlo Collodi

- On purge bébé!, 2022, eenakter, gebaseerd op werk van de Franse toneelschrijver Georges Feydeau. Centraal staat het probleem van de constipatie van het tirannieke kind Aristide (tenor) van Bastien (bariton) en Julie (soporaan), een metafoor voor een ruziënd gezin en voor het conservatisme van de Franse maatschappij aan het begin van de 20ste eeuw. .

     8 orkestwerken

     18 kamermuziekwerken

     3 (series) werken voor zangstem en instrumenten

     2 pianowerken

     2 orgelwerken

Ricercar sconvolte,

 

Maki Ishii (Tokio, Japan, 28 mei 1936 – Kashiwa, Chiba, 8 april 2003) was de derde zoon van danser en choreograaf Baku Ishii en actrice Yae Ishii. Maki Ishii studeerde van 1952 tot 1956 privé compositie en directie bij Akira Ifukube en Tomojiro Ikenouchi en directie bij Akeo Watanabe in Tokyo. Daarna studeerde hij in Berlijn bij Boris Blacher en Josef Rufer. In 1962 kwam hij in Japan terug. Vanaf die tijd was hij zowel in Tokio als in Berlijn als componist bezig. Maki Ishii overleed aan schildklierkanker. Zijn broer Kan Ishii (1921-2009) was ook componist.

Maki Ishii componeerde

     1 opera

     3 balletten

     13 andere theatermuziekwerken

     50 orkestwerken

     75 kamermuziekwerken, ook met Japanse instrumenten

- Black Intention IV, 1980, voor blokfluitkwartet

- Ko-Kū (de grote Leegte), 1987, voor Ryūteki (“drakenfluit”), een Japanse dwarsfluit van bamboe, en 6 slagwerkers.

     32 werken voor een instrument solo, ook voor Japanse instrumenten

- Black Intention I, 1976, voor één blokfluitspeler, geschreven voor Frans Brüggen

- Higashi - Midori - Haru (“Oosten - Groen – Lente”), 1991, voor tenorblokfluit, briljante tong-en vingertechniek

     4 arrangementen

http://ishii.de/maki

 

Jean Lambrechts (*Tongeren, België, 1 juli 1936) studeerde aan het Koninklijk Conservatorium Brussel en daarna aan het Conservatoire national supérieur de musique in Parijs bij onder anderen André Jolivet. Ook studeerde hij orkestdirectie bij Hans Swarowsky. Jean Lambrechts werkte als docent aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen en aan de Rijkshogeschool Maastricht. Hij woont al lange tijd in Nederland, in Maastricht

Lange jaren was hij muziekrecensent en publicist voor dagbladen en magazines.

Sinds 1975 is Jean Lambrechts dirigent van het Maastrichts mannenkoor en ook van het Vocaal Ensemble Slava Brunssum.

Voor zijn verdiensten ten aanzien van de Nederlandse muziek werd hij onderscheiden tot Ridder lin de Orde van Oranje-Nassau en bekroond met de titel Limburger van Verdienste.

Jean Lambrechts heeft ook een woning in Frankrijk, in de Périgord.

Jean Lambrechts componeerde

     1 opera

     2 toneelmuziekwerken

     7 symfonieën

     4 concerten

     1 oratorium

     24 (series) koorwerken

- Carmen Laudationem, 2012

     2 kamermuziekwerken

- Embryon, voor dwarsfluit solo, 1965

     1 serie orgelwerken 

 

Petar (Peter) Lyondev (Liondev) (Harmanli, Bulgarije, 12 juli 1936 – 11 juni 1968) groeide op in een muzikantengezin, zijn vader was muziekdocent in Harmanli. Aan de Nationale muziekschool in Sofia studeerde hij viool. Petar Lyondev studeerde in 1961 af aan de Staatsacademie van muziek in Bulgarije in Volksmuziek Studies bij Stoyan Djudjev en compositie bij Veselin Stpyanov, Parashkev Hadjiev, Marin Goleminov en Zdravko Manolov. Petar Lyondev werkte meer dan 30 jaar bij het Musicologie-instituut aan de Bulgaarse Academie van Wetenschappen. Hij noteerde meer dan 40.000 traditionele liedjes en instrumentale melodieën. In 2001 werd hij gepromoveerd tot hoogleraar aan de universiteit in Veliko Tarnovo.

Petar Lyondev was lid van de Zwitserse vereniging voor de rechten van auteurs van muziekwerken SUISA. Hij schreef veel boeken over Bulgaarse volksmuziek.

Petar Lyondev componeerde in elk geval

     drie orkestwerken

     26 koorliederen

- liederen voor The Bulgarian Voices Angelite

     900 kinderkoor- en kinderliedjes

 

Alexander Pawlowitsch Nemtin (Perm, Rusland, 13 juli 1936 – Moskou, 1 februari 1999) kreeg al jong pianoles en kwam vanaf 1949 met zijn eigen composities naar buiten. Vanaf 1954 dirigeerde hij amateurensembles in Perm. Hij studeerde aan het Conservatorium van Moskou bij Mikhail Tschulaki. Na zijn studie werkte en componeerde hij vanaf 1961 een tijd lang in een Studio voor Elektronische Muziek in Moskou, waar de eerste Russische Synthesizer stond, de ANS-Synthesizer, in 1958 door Jewgeni Murzin ontwikkeld. De studio werd in 1975 op last van de Sovjetautoriteiten gesloten. In 1970 was Nemtin al intensief bezig met de schetsen die componist Alexander Skrjabin bij zijn overlijden had achtergelaten van zijn utopische „Mysterium“-project, de Acte préalable.

Alexander Nemtin componeerde

     5 orkestwerken

- Voyna i mir (‘Oorlog en Vrede’), ééndelige symfonie voor orgel en orkest

     2 series koorwerken

     3 liedcycli

     2 pianosonaten

     12 andere pianowerken

     reconstructies van werken van Alexander Skrjabin

 

Frans Geysen (*Oostham, provincie Limburg, België, 29 juli 1936) studeerde orgel en muziekpedagogiek aan het Lemmensinstituut tot 1960, en daarna muziekgeschiedenis bij J.L. Broeckx aan het Conservatorium van Antwerpen en contrapunt bij J. Mestdagh aan het Conservatorium van Gent. Hij doceerde harmonie en muziekanalyse aan het Lemmensinstituut van 1962 tot 1999 en aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel van 1975 tot 1997.

Frans Geysen componeerde

     1 televisie-opera

     2 muziektheaterwerken

     17 koorwerken

     4 orkestwerken

     6 strijkkwartetten

     18 (series) werken voor blokfluitensemble

     4 werken voor slagwerkensemble

     32 andere kamermuziekwerken

- Op de fles, voor vier spelers op 16 flessen, 2001

- Molecuultjes, duetjes voor sopraan-, alt-, tenor of basblokfluit, 2019

     6 werken voor zangstem en instrumenten

- "nokke ma' voort", gedicht van Guido Gezelle voor zangstem en piano, in 2022 bewerkt voor zangstem, tenorblokfluit en cello.

     12 pianowerken

     10 orgelwerken

     13 werken voor een toetsenbordinstrument, maakt niet uit welk

     9 werken voor beiaard

     10 werken voor een ander soloinstrument

- City of Smile I, 5 solowerken voor blokfluit, 2010

- City of Smile II, 5 solowerken voor blokfluit, 2011

     1 elektronische muziekwerk

voor een totaaloverzicht van zijn werken met blokfluiten zie bij de blokfluitgeschiedenis van deze site 6. Componisten van blokfluitwerken

 

Yuri Aleksandrovich Falik (Odessa, Oekraďne, 30 juli 1936 – Sint Petersburg, Rusland, 23 januari 2009) ging op zijn negende naar de Stolyarsky muziekschool in Odessa. Hij studeerde daar cello en compositie en begon te componeren toen hij 11 jaar was. Vanaf 1955 tot 1962 studeerde Yuri Falik cello bij Strimmer en compositie aan het Conservatorium van Leningrad. Yuri Falik doceerde meer dan 50 jaar cello, compositie en orkestratie aan het Conservatorium in Sint Petersburg.

Yuri Falik componeerde

     1 opera

     2 balletten

     16 orkestwerken

     1 mis

     1 cantate

     2 werken voor zangstem en orkest

     10 kamermuziekwerken

     veel (series) koorwerken

- Pushkin Stanzas voor gemengd koor a cappella

Osen (herfst)

- Osenniye pesni (herfstliederen) voor koor a cappella, 1970

     veel (series) liederen voor zangstem en piano

     4 pianowerken

 

Paul Edward Gay (*Verenigde Staten, 23 augustus 1936) begon zijn muziekopleiding aan het Conservatorium in Bangor, Maine. Daarna studeerde hij aan het New England Conservatory of Music in Boston en ook nog aan de Universiteit van Boston en de Pierre Monteux Directie School In Maine. Hij volgde daarnaast privé studies in Londen. Na zijn opleiding had Paul Gay verschillende docentschappen aan allerlei Universiteiten en Conservatoria in de Verenigde Staten en trad hij op als trombonist en dirigent.

Paul Gay componeerde in elk geval

     3 balletten

     8 orkestwerken

     4 (series) werken voor zangstem en ensemble of orkest

     8 series werken voor zangstem(men) en piano

- Robert Frost Songs,  deel 1, 4 liederen voor zangstem en piano

3. Now close the windows

- Three Songs of Loss, 2019 , teksten van Paul Gay

1. Snowflakes voor zangstem piano

2. Descending Into Dreams  voor zangstem en piano
3.Peony, duet, sopraan, bariton en piano 

     4 koorwerken

     8 kamermuziekwerken

- Sonata voor viool en piano, 1984, aangenaam werk

     8 pianowerken

 

Romualds Kalsons  (*Riga, Letland, 7 september 1936) studeerde koordirectie bij Jāzeps Lindbergs College of Music en daarna compositie bij Ādolfs Skulte aan het Lets Staatsconservatorium. Van 1957 tot 1973 was Romualds Kalsons producent voor de Letse radio en televisie; zelf doceerde hij aan de Letse Muziekacademie compositie van 1973 tot 2009. Al die tijd werkte Romualds Kalsons ook als dirigent van het Lets Nationaal Symfonieorkest en andere orkesten en gaf hij kamerconcerten als pianist. Romualds Kalsons is getrouwd met zangeres Irēna Kalsone.

Romualds Kalsons  componeerde

     1 opera

- Pazudušais dēls (De Verloren Zoon), naar het toneelstuk van Rūdolfs Blaumanis,

     36 orkestwerken.

- Poēma fantāzija (Fantasiegedicht), 1975

- Concerto voor viool en orkest, 1977

- Kāzu dziesmas (Bruiloftsliederen), 1979, suite voor symfonieorkest

- Concerto voor klarinet en kamerorkest, 1982, verassend concert, een beetje een dolle boel.

- Mozaīka (Mozaďek), 1991, suite voor kamerorkest

2de Symfonie voor kamermorkest, 1992

     7 orgelwerken

     39 kamermuziekwerken

     8 pianowerken

     2 werken voor een ander instrument solo

     6 werken voor koor a cappella

     2 werken voor koor en instrumenten

     11 werken voor zangstem(men) en/of koor en orkest

     28 (series) liederen voor zangstem en piano, orgel of andere instrumenten

 

Stephen (Steve) Michael Reich (*New York City, 3 oktober 1936) is de zoon van Broadway-schrijfster June Sillman en Leonard Reich. Toen hij 1 jaar oud was, scheidden zijn ouders en verdeelde hij zijn tijd tussen New York en Californië. Dat betekende veel trienreizen in zijn kindertijd. Als kind kreeg hij pianoles en vanaf zijn 14de begon hij serieus te studeren. Aan de  Cornell University studeerde hij muziek en filosofie. Steve Reich haalde zijn Bachelor filosofie in 1957. Van 1958 tot 1961 studeerde hij aan de Juilliard School te New York bij William Bergsma en Vincent Persichetti, en van 1961 tot 1963 het Mills College in Oakland, waar hij compositie studeerde bij Luciano Berio en Darius Milhaud. Steve Reich werd beďnvloed door Studies in African Music van A.M. Jones, over de muziek van de Ewe in Ghana. In 1971 reisde hij naar Ghana om drums te studeren. Hij kreeg daar les van meesterdrummer Gideon Alorwoylie. Hij bestudeerde ook de Balinese gamelan in Seattle. Rond deze tijd vormde hij ook zijn ensemble, Steve Reich and Musicians, aanvankelijk de enige muziekgroep die zijn werken uitvoerde. Het ensemble bestaat nog (2015), met een groot deel van de oorspronkelijke leden.

In 1974 begon Reich aan wat zijn meest kenmerkende werk zou worden, Music for 18 Musicians. In dit muziekstuk kwamen veel nieuwe ideeën naar voren, ook al refereert het aan eerder werk. Het is opgebouwd rond een cyclus van elf akkoorden, die in het begin worden geďntroduceerd, gevolgd door een klein stuk muziek rond elk akkoord en uiteindelijk een terugkeer naar de oorspronkelijke cyclus. De secties worden toepasselijk "pulses" genoemd. Dit was Reichs eerste poging om voor grotere aantallen muzikanten te schrijven en de uitbreiding van het aantal uitvoerders resulteerde in een groter psycho-akoestisch effect.

Later in datzelfde jaar publiceerde hij een boek, Writings About Music, met essays over zijn filosofie, esthetiek en muzikale projecten tussen 1963 en 1974. Een geactualiseerde verzameling, Writings On Music (1965-2000), werd in 2002 gepubliceerd. Steve Reich is een componist die de koers van de muziek in de 20ste eeuw heeft veranderd. Hij inspireerde klassieke componisten zoals John Adams, popmusici en hiphopartiesten. Poptijdschrift Rolling Stone noemde het "de vader vand e sampletechniek"In 2007 ontving Steve Reich de Polar Prize, een soort Nobelprijs voor muzikanten.  

Steve Reich trouwde met video-artieste Beryl Korot. Schrijver Jonathan Carroll is zijn halfbroer.

Steve Reich componeerde minimal music. Hij schreef 60 uitenlopende werken:

     2 opera’s

- The Cave, 1993, libretto samen met Beryl Korot. In deze opera worden de wortels van het jodendom, het christendom en de islam onderzocht.

- Three Tales, 2002, libretto samen met Beryl Korot. De video-opera gaat over de ramp met de Hindenburg, het testen van kernwapens op het atol Bikini en actuelere zaken zoals het gekloonde schaap Dolly.

     10 werken voor grote ensembles

- Radio Rewrite, 2012, voor dwarsfluit, klarinet, 2 vibrafoons, 2 piano’s, strijkkwartet en elektrische bas; geďnspireerd de band “Radiohead” met name gitarist Jonny Greenwood;

- Runner,  voor 19 muzikanten in 2 ensembles van blazers, slagwerk, piano en strijkers, 2016, rusteloos vijfdelig werk

- Reich/Richter, gecomponeerd bij de Patterns van kunstenaar Gerhard Richter (*1932) voor voor ensemble met 2 fluiten, 2 hobo’s, 2 klarinetten, 2 vibrafoonse., 2 piano’s en strijkkwartet, 2019

     4 orkestwerken

- Three Movements, 1986

- Variations for Winds, Strings and Keyboards,  1979

- The Four Sections, 1987, voor orkest, contrapuntische weefsels van groeiende complexiteit

- Music for Ensemble and Orchestra, 2018, vijfdelig "concerto grosso", maar dan wel hectisch 

     3 werken voor zangstemmen en orkest of groot ensemble

- Music for a Large Ensemble, 1978, voor sopraan, alt en veel instrumenten

- Tehillim, 1981, voor zangstemmen en orkest, tekst Psalm 19,34,18,150, in het Hebreeuws

- You Are, variaties , 2004, voor versterkte stemmen en groot ensemble, teksten Rabbi Nachman van  Breslau, Psalmen, Ludwig Wittgenstein en Pirke Avot

- Daniel Variations, 2006, voor 2 sopranen, 2 tenoren en groot ensemble: 2 klarinetten, 4 piano’s, 6 slagwerkers, strijkers. Teksten: Bijbelboek Daniël, Daniel Pearl, een in memoriam voor de in 2002 vermoorde verslaggever Daniel Pearl  

     4 werken voor zangstemmen en instrumenten

- Drumming, 1971, voor 8 gestemde bongo’s, 2 marimba’s, drie klokkenspelen, twee hoge zangstemmen en piccolo, geďnspireerd door Afrikaanse slagwerkers, waar Steve Reich in Ghana mee gewerkt had. Duizelingwekkende percussieorgie van 70 minuten.

- Tehillim, 1981, voor zangstemmen en ensemble

- Proverb voor drie sopranen, twee tenoren, twee vibrafoons en twee electronische orgels, tekst Ludwig Wittgenstein, 1995, opgedragen aan Paul Hillier, Messcherpe fugazang met ijzingwekkende dissonaten.

     1 multimediawerk

- Music for 18 Musicians, 1976, voor vier zangeressen, vier marimba's, vier xylofoons, vier piano's, twee strijkers (viool en cello) en twee blazers (twee klarinetten čn twee basklarinetten). Omdat de 18 muzikanten veelvuldig van instrument moeten wisselen, mag het ook best door méér musici worden uitgevoerd. Steve Reichs' bekendste compositie. Hechte ritmische basis, rijke klankkleur. Na de opening: Pulses, een ouverture die de  puls neerzet, de basis voor de volgende 11 Sections. Het werk eindigt ook weer met Pulses. Componist Anthony Fiumara bewerkte het stuk voor 80 musici.

     16 kamermuziekwerken (met tape)

- Reed Phase, of Three Reeds, 1966, voor houtblazer en tape (Reed Phase) of drie gelijke houtblaasinstrumenten (Three Reeds)

- Violin Phase, 1967,  voor viool en tape of voor vier violen

- Clapping Music, 1972, voor twee klappende, musici  met versterkers

- Music for Pieces of Wood,  1973, voor vijf paar gestemde claves

- Octet, 1979, voor 2 fluiten, 2 klarinetten, 2 piano’s en 2 strijkers. In 1983 gereviseerd voor twee strijkkwartetten onder de titel Eight Lines.

- Vermont counterpoint voor  drie altfluiten, drie fluiten, drie piccolo’s en een solo fluitpartij, 1982; ook een versie voor geprepareerde fluit en 10-sporige geluidsband

- Eight Lines, 1983, voor twee strijkkwartetten, revisie van het Octet uit 1979

- Sextet voor vier percussionisten en twee keyboardspelers, die drie marimba's, twee vibrafoons, twee basdrums, antieke cimbalen, stokjes, tam-tam, piano's en synsthesizers afwisselend moeten bespelen. 1985.

- New York Counterpoint, 1985, voor geprepareerde klarinet en tape, of voor 8 klarinetten, en 3 basklarinetten. Er is ook een versie voor saxofoonkwartet en tape.

- Six Marimba's, 1986, arrangement van Six piano's, 1973

- Electric Counterpoint voor elektrische gitaar of versterkte akoestische gitaar en tape,1987, voor Pat Metheny

- Different Trains, 1988, voor strijkkwartet en tape. Tijdens de Tweede wereldoorlog reisde Steve Reich regelmatig met de trein heen en weer tussen New York en Los Angeles, waar zijn  gescheiden ouders woonden. Terugblikkend op die tijd realiseerde hij zich, dat, als hij als Jood nog in Europa had gewoond, een ander soort trein zijn deel had kunnen worden.  Drie delen die alles zeggen: America - Before the War, Europe - During the War, After the War.

- Nagayo Marimba's, 1994, voor twee marmba's

- City Life, 1995, voor versterkt ensemble, waarbij allerlei alledaagse stadsklanken in muziek worden gebracht.

- Triple Quartet, 1998, voor strijkkwartet en tape, een strijkkwartet speelt met zichzelf in tweevoud op tape mee.

- Cello Counterpoint, voor cello en tape, 2003, solo cello en 7 vooraf op tape opgenomen cellopartijen

- Double Sextet, 2007, voor twee sextetten van fluit, klarinet, viool, cello, vibrafoon en piano of voor sextet en vooraf opgenomen tape. Van het driedelige werk vol pregnante en tegendraadse ritmiek is het tweede deel Slow geheimzinnig reflectief.

- Mallet Quartet, 2009, voor twee marimba's en twee vibrafoons

- WTC 9/11, 2010, voor strijkkwartet en tape

- Radio Rewrite,  2012, voor fluit, klarinet, 2 vibrafoons, 2 piano’s, strijkkwartet en elektrische bas. Vijfdelige suite naar songs van de groep Radiohead

- Quartet, 2013, voor twee vibrafoons en 2 piano’s

- Pulse, 2015, voor 2 fluiten, 2 klarinetten, piano, elektrische bas, 4 violen en 2 altviolen, betoverend meditatief werk  

     6 elektronische muziekwerken

- It's Gonna Rain, 1965, voor tape. Straatevangelist Brother Walter spreekt de zin ""It's Gonna Rain" uit. Dit zich vermenigvuldigende en continu herhalende fragment krijgt een bezwerend karakter. Zijn eerste bekende compositie

- Come Out, 1966, voor twee tapes. Een slachtoffer van racistisch politiegeweld roept: "To let the bruise come out to show them". Door de twee tapes worden de identieke zinnen uit elkaar gespeeld en weer samengevoegd. Dit elektronisch gestuurde ritmisch stemgebruik werd later overgenomen door  hiphopartiesten.     

     3 werken voor twee tot zes piano’s

- Music for Two or More Pianos, 1964

- Piano Phase, 1967, voor twee piano’s (kan ook met twee marimba’s), dogmatisch minimal musicstuk dat je naar adem doet happen.

- Six Pianos voor zes piano's, 1973, gearrangeerd voor zes marimba's (Six marimba's) in 1986. Staccato frasen met talloze intrigerende verschuivingen, ook mooi om te zien.

- Piano Counterpoint, 2011, arrangement door Vincent Corver van “Six Pianos”, 1973; vier van te voren opgenomen piano’s en twee door één pianist te spelen pianopartijen;

     2 werken voor vier elektronische orgels (en macaras)

- Four organs, 1979, voor vier elektronische orgels en macaras (sambabal)

     1 werk voor twee gitaren

     filmtracks

- The Plastic Haircut , 1963

- Oh Dem Watermelons,  1965

- Refuge, een documentaire van John Halpern, 2006

www.stevereich.com

 

Lucie Robert-Diessel (Rennes, Frankrijk 3 oktober 1936 – Parijs, 25 augustus 2019) kon op haar twaalfde beginnen met haar muziekstudie aan het Conservatorium van Rennes, en behaalde daar binnen een jaar de eerste prijs voor painospel. Daarna studeerde ze aan het Conservatoire de Paris harmonieleer bij Henri Challan, piano bij Lazare-Lévy en Aline van Barentzen, kamermuziek bij Capet, contrapunt bij Noël Gallon, pianobegeleiding bij Henriette Puig-Roget, compositie bij Tony Aubin en orgel bij Rolande Falcinelli. Ze behaalde in zeven vakken de eerste prijs behaalde en won in 1965 de Premier Grand Prix de Rome won.

Na haar met de prijs verbonden driejarige opleiding aan de Villa Medici in Rome kwam Lucie Robert terug naar Frankrijk. Daar doceerde ze van 1972 tot 2001 harmonieleer, muziektheorie en piano aan het Conservatoire de Paris. Als pianist gaf ze concerten over de hele wereld en speelde ze talloze radio-opnames. In 1981 trouwde ze met pianist en componist Karl Diessel (1919-2018), met wie ze veel concerten voor twee piano’s heeft gegeven.

Lucie Robert-Diessel overleed in Parijs in het 20ste arrondissement, in haarhuis aan de rue Orfila,

Lucie Robert-Diessel componeerde meer dan 100 werken waaronder in elk geval

     1 opera

     2 muziekthaterwerken

     3 cantates

     1 motet voor koor, blazersen slagwerk

     14 orkestwerken

- dubbelconcert voor saxofoon, piano en orkest, 2002

     9 (series) werken voor zangstem en instrumenten of orkest

     34 kamermuziekwerken

- Cadenza Ivoor altsaxofoon en piano, 1974

- Dialogue Sinfonique,concert voor saxofoon, strijkkwintet, 2002

     7 pianowerken

     3 werken voor saxofoon solo

      - Perpetuum mobile voor altsaxofoon, boeiend en spannend

     5 werken voor andere instrumenten solo

 

Carl Davis, CBE (New York City, Verenigde Staten, 28 oktober 1936 – Oxford, Verenigd Koninkrijk, 3 augustus 1923) was de zoon van Sara Perlmutter en Isadore Davis. Carl Davis studeerde compositie bij Paul Nordorff en Ugo Kauder in New York en daarna bij Per Nřrgaard in Kopenhagen. Carl Davis kreeg al vrij snel verzoeken voor TVscores voor BBC-series in Engeland. Vanaf 1961 woont hij dan ook in Groot Brittanië. In 1970 trouwde hij met de Engelse actrice Jean Boht. Ze headden twee dochters Hannah Louise (*1972) and Jessie Jo (*1974). Carl Davis schreef de muziek bij de films Mothers & Daughters (2004) and The Understudy (2008) van zijn dochter Hannah.

Davis was dirigent van het London Philharmonic Orchestra, en dirigeerde regelmatig andere orkesten. Hij overleed aan een hersenbloeding

Carl Davis componeerde

     2 musicals

     6 balletten

     10 orkestwerken

     1 werk voor strijkensemble

     13 kamermuziekwerken

     100 TV-scores

- Upstairs Downstairs, 2010

     65 filmscores

- The French Lieutenant’s Woman, 1981, kreeg de BAFTA Award voor Beste Film Muziek

- The Great Gatsby, 2000.

     36 muziekbegeleidingen bij stomme films, de uitvoeringen dirigeert Carl Davis meestal zelf

- Napoleon,1980, epische stomme film van Abel Gance, 1927, schitterende muziek

- The Immigrant., Charles Chaplin, 1917, muziek Carl Davis 1991

- One A.M., Charles Chaplin, 1916, muziek Carl Davis 2005

     11 ringtones

www.carldaviscollection.com

 

Barbara Heller (*Ludwigshafen am Rhein, Duitsland, 6 november 1936) is de dochter van restaurateur kerkkunst Eugen Heller en Anna Heller. Nadat in 1943 het ouderlijk huis was weggebombardeerd, trok het gezin naar Hammelbach, Kreis Bergstraße. Daar kreeg ze haar eerste pianolessen van Albert Hofmann. In 1948 kwam Barbara Heller in Ludwigshafen terug. In 1949 trok ze naar Mannheim, kreeg daar privé pianoles van Helmut Vogel en begon ook meteen maar met componeren. Barbara Heller studeerde muziek in Mannheim aan de Hogeschool voor Muziek piano bij Helmut Vogel, zang bij Leni Neuenschwander, fluit bij Karin Schmidt-Eisener en compositie bij Hans Vogt. In 1857 sloot ze haar studies daar af.

Van 1957 tot 1963 doceerde ze piano aan de Hogeschool voor Muziek en Uitvoerende Kunsten in Mannheim. In 1962 en 1963 studeerde ze in München compositie bij en Harald Genzmer en met een beurs Filmmuziek in Siena in Italië bij Francesco Lavagnino. In 1963 trouwde ze met Martin Reichenbach. In 1965 kregen ze een zoon: Sebastian.

Barbara Heller droeg bij aan de oprichting van de internationale vakbond Frau und Musik e. V. in Keulen en was daar tot 1981 voorzitter van. Vanaf 1986 is Barbara Heller bestuurslid van het Darmstadtse Instituut voor Moderne Muziek en Muziekpedagogiek. Als pianist zette ze zich tot 1990 in voor de acceptatie van werken van vrouwelijke componisten en tot de dag van vandaag is ze bezig in de serie „Frauen komponieren“ te zorgen voor de uitgave van historische en nieuwe muziek van vrouwelijke componisten.

Barbara Heller woont in Darmstadt.

Barbara Heller componeerde

     5 orkestwerken

     76 (series) kamermuziekwerken

     1 werk voor koor met piano

     8 (series) liederen

     70 (series) pianowerken

     11 (series) werken voor een ander instrument solo

- Frühlingsrufe, 1993, voor altblokfluit solo

     5 filmscores,

 

Johannes "Hans" Wolfgang Zender (*Wiesbaden, Duitsland, 22 november 1936 – Meersburg, 22 oktober 2019) studeerde aan de Hogeschool voor muziek in Frankfurt piano, directie en compositie bij Wolfgang Fortner, en van 1956 tot 1959 aan de Hogeschool voor Muziek in Freiburg. Van 1959 tot 1963 was hij Kapellmeister aan Theater Freiburg en daarna dirigent aan Theater Bonn. Van 1968 tot 1972 was hij Muziekdirecteur van operahuis Kiel. In dat jaar werd hij ook dirigent van het Radiosymfonieorkest in Saarbrücken. In 1984 werd Hans Zender leider van de Hamburgse Staatsopera en muziekdirecteur van het orkest. Van 1987 tot 1980 was hij chefdirigent van het Radiokamerorkest in Hilversum. Van1999 tot 2018 was hij gastdirigent van het Südwestrundfunkorkest in Baden-Baden en Freiburg.

Ondertussen doceerde Hans Zender van 1988 tot 2000 compositie aan de Hogeschool voor Muziek en Uitvoerende Kunsten in Frankfurt am Main. In 1997 kreeg hij de Goethe Prijs van de stad Frankfurt.

Hans Zender componeerde

     23 uiteenlopende werken voor verschillende bezettingen

- Schubert’s Winterreise, een uitgecomponeerde interpretatie van Die Winterreise van Franz Schubert voor tenor en klein orkest, 1993

 

Peter Michael Braun (*Wuppertal, Duitsland, 2 december 1936 – Kirchheimbolanden, 21 februari 2019) studeerde aan de Muziekhogescholen in Keulen en Detmold bij Frank Martin, Bernd Alois Zimmermann, Giselher Klebe en Herbert Eimert. Peter Michael Braun werkte voor het Goethe-Instituut in Azië en gaf les aan de Rheinischen Musikschule in Keulen. Met de prijzen en stipendia die hem toevielen kon hij een jaar studeren in Villa Massimo in Rome. Van 1978 tot 2001 was hij docent compositie en muziektheorie aan de Staatshogeschool voor Muziek en Uitvoerende Kunsten Heidelberg-Mannheim. In 2014 kreeg hij de Johann Wenzel-Stamitz-Preis van het Kunstenaarsgilde. Peter Michael Braun publiceerde een groot aantal muziektheoretische werken.

Peter Michael Braun componeerde

     6 theatermuziekwerken

     17 orkestwerken

     11 werken voor zangstemmen en/of koor en orkest

     7 werken voor groot ensemble

     8 koorwerken a capella of met instrument(en) en/of solist(en)

     42 kamermuziekwerken

- Wood Notes voor hobo en harp of piano, 2003

     10 (series) werken voor (zang)stem en instrument(en)

     3 orgelwerken

     14 pianowerken

     6 werken voor een ander muziekinstrumenten

Essay voor hobo, 1960

     6 elektronische werken of werken met elektronica 

www.petermichaelbraun.de

 

Philip Glass (*Baltimore, Maryland, Verenigde Staten, 31 januari 1937) is de zoon van Ida en Benjamin, Joodse immigranten uit Litouwen. Vader Ben begon in de jaren 30 een platenwinkel in Baltimore. Philip studeerde wiskunde en filosofie aan de universiteit van Chicago en was al op zijn negentiende afgestudeerd. Hij wilde componist worden. Philip Glass studeerde dwarsfluit aan het Peabody Conservatory of Music. Daarna studeerde hij verder aan de Juilliard School of Music, waar hij hoofdzakelijk keyboard speelde. Na zijn studie reisde Glass naar Parijs voor twee verdere studiejaren bij Nadia Boulanger. Nadia Boulanger gaf hem nooit een compliment, maar informeerde wel een keer bezorgd naar zijn geestelkijke gezondheid toen hioj aparte dissonanten gebruikte in zijn coimposities. Philip Glass kreeg het verzoek om de Indiase muziek van Ravi Shankar om te zetten in Westerse muzieknotaties. Daarom reisde hij naar Noord-India in 1966 en zocht daar de beroemde sitarspeler op. Hijh kwam daar in contact  met Tibetaanse vluchtelingen, werd Boeddhist, en leerde in 1972 Tenzin Gyatso kennen, de veertiende dalai lama.

Het werken met Ravi Shankar, en zijn opvatting van ritme in de Indiase muziek, leidde tot de specifieke stijl van de muziek van Philip Glass. Toen hij terugkeerde hield hij zich niet meer bezig met de componeerstijl van voor zijn reizen en begon met het schrijven van zware stukken gebaseerd op additieve ritmes. Daar was weinig interesse voor, zodat hij met bijbaantjes als verhuizer, loodgieter en taxichauffeur moest zien rond te komen. Het succes van de de opera Einstein on the Beach in 1976 bracht een ommekeer. Philip Glass vormde het Philip Glass Ensemble en speelde vooral in kunstgaleries. Zijn werk werd langzaam minder zwaar maar complexer, waarbij uiteindelijk Music in Twelve Parts ontstond. Philip Glass was getrouwd met theatermedewerkster JoAnne Akalaitis. Ze kregen twee kinderen. In 2015 verscheen er een Nederlandse vertaling van zijn autobiografie: Woorden zonder muziek.

Philip Glass componeerde

     15 opera’s 

- Einstein on the Beach, zijn eerste opera, met een proloog en 4 aktes, gemaakt samen met Robert Wilson, 1976. De opera verteld geen doorlopend verhaal, maar wordt ervaren. Het is eerder een abstracte kunstinstallatie dan een muziekdrama. De tijd zelf is het onderwerp. De titel is gebaseerd op een foto van Albert Einstein op het strand. Een opening met voortdurend hardop tellende zangers, nog steeds een statement van jewelste. Philip Glass verbindt de proloog en de vier bedrijven steeds met een instrumentaal Knee Play, Knee Play 1, na de proloog: elektrisch orgel en gemengd koor;  Knee Play 2, tussen het eerste en het tweede bedrijf: soloviool; De Knee Plays worden ook wel afzonderlijk uitgevoerd.

- Satyagraha, gebaseerd op het leven van Mahatma Gandhi, 1979, libretto Constance De Jong. Imponerend

- Akhnaten, verhaalt het leven van de Egyptische farao Achnaton, 1983. De liederen worden gezongen in het Akkadisch, het Hebreeuws en het oud-Egyptisch.

- The Fall of the House of Usher, 1988, libretto Arthur Yorink, gebaseerd op Edgar Allan Poe’s gelijknamige verhaal. Melancholicus Roderick wordt omgeven door imaginaire figuren: zijn ingebeelde tweelingzus Madeline en zijn jeugdvriend William. Roderick probeert zich te bevrijden van zijn waanzin, dat gaat gepaard met huiveringwekkende hersenschimmen en bedwelmende visioenen.

- Orphée, 1993, eerste opera van de “Cocteau-trilogy”, werken gebaseerd op het oeuvre van Jean Cocteau (1889 – 1963)

- La Belle et la Bęte, 1994, tweede “Cocteau-opera”,  

- Les enfanrts terribles, 1996, dans-opera, gebaseerd op het oeuvre van Jean Cocteau 

- Galileo Galilei,  opera in één bedrijf van 10 scenes, gebaseerd op het leven van Galileo Galilei, 2002, libretto Mary Zimmerman and Arnold Weinstein, vernieuwd uitgebracht in 2012. Het overzicht van het leven van Galieď begint met de oude, blinde Galileď, die terugblikt op zijn leven.

- Kepler (2009, libretto Martina Winkel, teksten van Johannes Kepler worden gecombineerd met die van barokdichter Andreas Gryphius en de Bijbel. Grootse muziek over een groot man.

- The Perfect American, 2011, opera in twee bedrijven en 13 scenes, waarvan één proloog en één epiloog, libretto Rudy Wurlitzer gebaseerd op de omstreden biografie over Walt Disney door Peter Stephan Jungk. Het verhaal wordt verteld door Dantine (tenor), een Oostenrijkse tekenaar, die met honderen anonieme artiesten voor Disney (bariton) werkte, maar van de conservatieve, onwetende, racistische, egoscentrische en megalomane baas geen enkele erkenning kregen. Het libretto bestaat uit een opeenvolging van scčnes uit het verleden, die Walt Disney in zijn ziekenhuisbed aan het eind van zijn leven herbeleeft.

- The Lost, opera in 3 bedrijven voor orkest, koor, solisten en dansers, 2013, libretto Rainer Mennicken, gebaseerd op het toneelstuk van Peter Handke,” Die Spuren der Verirrten”. Spektakelstuk, maar nieuwe kleren van de keizer.

     14 kameropera's en muziektheaterwerken

- The Photographer driedelige kameropera, 1982, gebaseerd op het leven en poging tot zelfmoord van de 19de eeuwse Amerikaanse fotograaf Eadweard Muybridge.

- Hydrogen Jukebox; kameropera voor solisten en ensemble, 1990

- Orphée voor zangstemmen en kamerorkest, 1991, naar de film van Jean Cocteau

- De Heksen van Venetië, 1995, Le Streghe di Venezia, libretto Beni Montresor, een kinderopera.

- Les Enfants Terribles, operaballet voor stemmen en drie piano’s, 1996, naar de gelijknamige roman van Jean Cocteau (1929) en de daarop gebaseerde film van Jean-Pierre Melville (1950), een zwart sprookje over een fatale liefde tussen broer en zus.

- Monsters of Grace, kameropera, 1998 met 3D scčnografie, libretto gebasserd op de werken van Jalal Ud Din Rumi.

- The Crucible, 20 muziekjes voor viool en cello, 2016, voor een nieuwe enscenering van Ivo van Hove van het toneelstuik “The Crucible” van Arthur Miller uit 1953. Het toneelstuk beschrijft een heksenjacht in een gelovige gemeenschap in Massachusetts aan het einde van de zeventiende eeuw. Twintig dorpsgenoten belanden op de brandstapel. Het was Millers commentaar op McCarthy’s heksenjacht op de communisten in de Verenigde Staten na 1945.

- King Lear, Broadwayproductie van Shakespeares drama voor twee acteurs, verteller en strijkkwartet, 2019

     5 balletten

- Dance 1-5, ballet, 1979 op muziek van fljuit, orgel en instrumenten naar keuze.

- A descant in the Maelstroom, ballet, 1985, inspiratiebron het gelijknamige erhaal van Edgar Allan Poe, over het trauma van een bijna-doodervaring in de Maelstrom van een man die daardoor van de ene dag op de andere een oude man is geworden.   

- Águas da Amazônia, Sete ou oito peças para um balé  (wateren in de Amazone, zeven of acht stukken voor een ballet), 1993-1999, er worden ondanks de titel 9 rivieren in beschreven. Uitgevoerd en opgenomen door de  Braziliaanse instrumentale groep Uakti.

     14 symphonieën

- symfonie nr. 1 "Low", ook "Low" Symfonie, 1992, gebaseerd op David Bowie's album Low.

- symfonie nr. 3 voor strijkorkest, 1995.

- symfonie nr. 4 "Heroes", ook Heroes Symfonie, 1996, gebaseerd op David Bowie's album Heroes, en lente-ervaring, alsof je een symfonie van Dvorák beluisterd.

- symfonie nr. 5 "Requiem, Bardo, Nirmmanakaya",  1999, voor koor en groot orkest, 12-delig, 100 minuiten durend werk over de scheppign van de kosmosm het leven, de dood en het paradijs.

- Symfonie nr. 8, 2005

- symfonie nr. 9, 2011, groot van opzet en instrumentatie; de orkestratie is aards en mooi grondig

- symfonie nr. 10, 2011, begon als feeststuk ter begeleiding van het afsluitende vuurwerk van de Spaanse Zaragoza Expo 2008, en werd daarna door Philip Glass uitgebouwd tot een goedgelukte symfonie.

- symfonie nr. 11, 2017, premičre in New York op 31 januari 2017, Glass' 80ste verjaardag,

- symfonie nr. 12, "Lodger",  2019, gebaseerd op tekstgen van het album "Lodger"van David Bowie

- symfonie nr. 14, Liechtenstein Suite, 2020 gecomponeerd voor de LGT Young Soloists, een door de bank van Liechtenstein gesponsord orkestje van 12- tot 23-jarigen uit heel Europa

     13 concerten

- vioolconcerto nr. 1, geschreven voor het Amerikaans Componisten Orkest met solist Paul Zukofsky, 1987. Bij het schrijven had Philip Glass zijn overleden vader in zijn hoofd, hij wilde een werk schrijven, dat zijn vader mooi zou hebben gevonden. Het is een van zijn populairste werken geworden. Van medittief naar opzwepend, met verschuivende klanklagen, waaierende vioolarpeggio's en stuwende ritmes.

- concerto voor saxofoonkwartet en orkest, 1995, er is ook een partituur voor saxofoonkwartet apart.

- pianoconcert nr. 1 "Tirol" voor piano en strijkorkest, 2000. Een motief uit het Tiroler volksliedje "Maria! Hilf doch mir!" domineert.

- Concerto voor klavecimbel en orkest, voorjaar 2002, voor het Northwest Kamerorkest

- Vioolconcerto nr. 2, The American Four Seasons, voor soloviool, strijkers en synthesizer, 9 december 2009, gecomponeerd voor violist Robert McDuffie. Hedendaagse Amerikaanse tegenhanger van de Vier Jaargetijden van Antonio Vivaldi. Fenomenaal lyrisch werk.

- dubbelconcert voor viool en cello, 2010, geschreven voor het ballet “Swan Song” van het Nederlands danstheater.

- Dubbelconcert voor twee piano's en orkest, 2015

- pianoconcerto nr. 3, 2017, geschreven voor pianiste Simone Dinnerstein.

     26 andere orkestwerken

- Overture 2012, concertouverture, 2012, ter herdenking van 200 jaar “1812”

- Company, 1983, voor strijkorkest, bedoeld als theatermuziek voor Fred Neumann’s bewerking van Samuel Beckett's 1979 gelijknamige roman, ook omgewerkt naar zijn tweede strijkkwartet.

     7 werken voor orkest en koor (en solostemmen)

- Another Look at Harmony, Part IV, 1975 voor koor en orgel

- Koyaanisqatsi, 2010, bewerking van de filmmuziek (zie aldaar) voor orkest, Glass Ensemble en koor.

     36 kamermuziekwerken

- Music in the Shape of a Square voor twee fluiten , mei 1968, hommage aan Erik Satie

- Music in Fifths, 1969

- Music in Similar Motion,1969, open partituur voor elke willekeurige groep instrumenten, in 1981 een orkestratie voor kamerorkest

- Music with Changing Parts, 1970, baanbrekend werk. Zesenzeventig muzikale patronen worden verdeeld over zes tot acht musici die ze naar believen kunnen herhalen en op elk willekeurig instrument kunnen uitvoern. Elke uitvoering klinkt dus weer anders

- Another Look at Harmony, Part III, 1976 voor klarinet, piano en stem

- Mordern Love Walz, 1979, voor solo-piano of fluit, klarinet, twee keyboards, vibrafoon (facultief) en harp (facultatief)

- 10 strijkkwartetten

+ Strijkkwartet nr. 2, “Company”, 1983, oorspronkelijk voor strijkorkest, bedoeld als theatermuziek voor Fred Neumann’s bewerking van Samuel Beckett's 1979 gelijknamige roman.

+ Strijkkwartet nr. 3 “Mishima”, 1985

+ Strijkkwartet nr. 4 “Buczak”, 1989

+ Strijkkwartet nr. 5, 1991, geschreven voor het Kronos kwartet

+ Strijkkwartet nr. 6, 2013, geschreven voor het Kronos kwartet

+ Strijkkwartet nr. 7, 2014, geschreven voor het Kronos kwartet, ééndelig, behoorlijk emotioneel geladen

+ Strijkkwartet nr. 8, 2018

+ Strijkkwartet nr. 9 "King Lear", 2020, gebaseerd op de Broadwayproductie

- Façades voor twee saxofoons (of fluiten) , alviool en cello (of strijkorkest) 1981. Legoblokjesmuziek.

- Glassworks, kamermuziekwerk in 6 delen, in wisselende bezettingen, 1982

1. Opening, voor piano en hoorn (aan het eind)

5. Façades, voor 2 sopraansaxofoons, synthesizer, altviool en cello, wordt vaak apart uitgevoerd.

- In the Summer House voor viool en cello, 1993, muziek vooe een toneelstuk van Jane Bowles

- Saxophone Quartet, 1995, er is ook een versie voor saxofoonkwartet en orkest

- Tissues, voor cello, harp, orgel, celesta en slagwerk, 2002, oorspronkelijk voor  film 'Naqoyqatsi'

- Sonate voor viool en piano, 2008

- Annunciation, pianokwintet voor twee violen, altviool, cello en piano, 2018

     9 (series)liederen

- Songs from Liquid Days,1985, een collectie van 6 liederen op teksten van Paul Simon, Suzanne Vega, David Byrne en Laurie Anderson

3. Freezing, tekst Suzanne Vega

- Planctus, voor zangstem en piano, 1997, traditionele Latijnse tekst uit de 17de eeuw;

- Book of Longing voor solo stemmen en kamerensemble, 2007, teksten Leonard Cohen

- Alway Neverwas, tekst Tara Hugo, 2012

- Spinning, tekst Tara Hugo, 2012

- Feeding Frenzy, tekst Tara Hugo, 2012

- Kabul, tekst Tara Hugo, 2012

     26 (series) pianowerken

- Glassworks, oorspronkelijke pianoversie, 1982, later in wisselende kamermuziekbezettingen

- Mad Rush, 1879, voor solopiano of-orgel

- Piano Sonatina nr.2, ?? vóór 1986

- How Now voor piano of elektrisch orgel, 1968

- Two Pages voor piano of elektrisch orgel, 1968

- Mad Rush voor piano of elektrisch orgel, 1979, Schubertiaanse harmonieën, geschreven ter gelegenheid van het bezoek van de dalai lama aan New York

- Metamorphosis I - V, 1988

- Opening voor piano, 1981, uit Glassworks (kamermuziekwerk)

- Wichita Vortex Sutra voor piano, 1988

- Etudes, Deel 1, 10 etudes, 1995

- Dreaming Awake voor piano, 2003

- Four movements for two piano's, 2008

- Etudes, Deel 2, 10 etudes, 2012

- Passacaglia voor solopiano "Distant Figure", 2017

- Pianosonate,  2019, geschreven voor pianiste Maki Namekawa, boeiend.

     11 werken voor een ander instrument solo

- 1 + 1 voor één speler en geprepareerd tafelblad, 1967.

- Gradus voor saxofoon, 1968

- Songs and poems nr. 1 (partita 1) voor cello solo, 2007, zevendelig werk

- partita nr. 2 voor cello solo, 2010

- Orbit voor cello solo, geschreven voor Yo-Yo Ma and Lil Buck, 2013, lijkt wel Bach, prachtig, dat wel.

- The Not-Doings of an Insomniac voor contrabas solo, 2015, geschreven voor bassist Robert Black

- Arabesque in Memoriam, 1988, voor fluit solo, ter herinnering aan Britton Johnson

     45 flm- en TVscores

- Koyaanisqatsi: Life out of Balance, 1982, regie Godfrey Reggio. In de taal van de Hopi-indianen staat Koyaanisqatsi voor "leven in gekte, leven in onrust, leven in onbalans, leven in desintegratie, een manier van leven die vraagt om een andere manier van leven". ijzersterke, bijna hypnotiserende muziek.

- Mishima: A Life in Four Chapters, 1985, regie Paul Schrader, over de Japanse samoeraischrijver Yukio Mishima, geobsedeerd door dood en schooneid, het liefst in combinatie. In 1970 pleegde hij zelfmoord na een mislukte couppoging. De muziek van Philip Glass blijft je bij. De vier hoofdstukken waaruit de film is opgebouwd zijn op verschillende verfilmd. Philipp Glass paste zich daarbij in de gekozen instrumentatie bij aan. Een formidabele prestatie. De enige partituur waarin hij een elektrische gitaar voorschrijft.

- The Thin Blue Line, regie Errol Morris, 1988

- Candyman, regie Bernard Rose, 1992

- Compassion in Exile: The Life of the 14th Dalai Lama. 1993

- The secret agent, 1996, regie Christopher Hampton

- Bent, 1997

- Kundun, 1997, regie Martin Scorsese

- Dracula, 1998, de muziekloze film is uit 1931, Philip Glass componeerde er muziek met 26 nummers bij, uitgevoerd door het Kronos strijkkwartet

- The Truman Show, regie Peter Weir, 1998, Philip Glass had een gastrol als pianist. De compositie Truman sleeps daaruit is een eigen leven gaan leiden

- The Hours, 2002, 14-delig groots muziekwerk, zijn bekendste muziek. Regie Stephen Daldry, gebaseerd op de gelijknamige roman van Michael Cunnningham.

1. The poet acts

3. Something She Has to Do

12. Escape!

- Naqoyqatsi: Life as War, regie Godfrey Reggio, 2002

- Notes on a scandal, 2007

- Jane, 2017, documentaire film overbiologe Jane Goodall. Soort symfonie met prominente pianopartij

www.philipglass.com

 

Johannes Andreas (Joop) Stokkermans (Leiden, 20 februari 1937 – Hilversum, 25 oktober 2012) bleek al vroeg over muzikaal talent te beschikken. Na zijn studie piano en compositie bij Theo van der Pas aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag  ging hij in de leer bij de Franse meesterpianist Robert Casadesus in Parijs. In 1960 behaalde hij de Prix d'Excellence.

Joop Stokkermans overleed na een kort ziekbed in de leeftijd van 75 jaar in een ziekenhuis in Hilversum.

Joop Stokkermans componeerde

     heel veel liedjes

- Katinka voor de Nederlandse deelname aan het Eurovisiesongfestival 1962, laatste plaats

- De Tijd voor de Nederlandse deelname aan het Eurovisiesongfestival 1971, 6e plaats.

- Dobbe Dobbe Dobbe, voor Jasperina de Jong (Louis Davidsprijs)

     51 TVscores

- Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer?, tekstschrijver Harrie Geelen, 45 afleveringen 1972-1976

- Q & Q. 1974-1976

- Ti-ta-tovenaar 

- De Bereboot, 1976-1978

- In naam der Koningin (1996)

- Het Wassende Water. 1985/1986

- De Zomer van '45 1991/1992

     5 radioscores

- Radio Lawaaipapegaai, radiokleuterprogramma, 1976 tot 1978

- Ko de Boswachtershow

     5 reclameboodschappen

     25 Musicals

- Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer?, 2000

- Nijntje, 2001, naar het werk van Dik Bruna

     22 theaterprodukties (veel van Jasperina de Jong)

 

Leslie Searle (*Polesworth, Coventry, Groot-Brittannië, 25 februari 1937) kwam als in 1965 als saxofonist in de militaire kapel van de Royal Air Force naar Duitsland waar hij bleef hangen. Tijdens zijn militaire diensttijd componeerde en arrangeerde hij voor het orkest van Kurt Edelhagen. Nadat zijn dienstplicht afgelopen was speelde hij in het begeleidingsorkest van de musical Hello Dolly in Düsseldorf, daarna bij Hair in Essen. Vandaag de dag (2019) leidt hij nog steeds zijn eigen kwartet.

Van 1969 tot 2001 had Leslie Searle zijn eigen privémuziekschool in Remscheid.

Leslie Searle componeerde 500 werken en arrangementen waaronder in elk geval

     1 musical

     3 werken voor harmonieorkest

     8 werken voor jazzband

     2 werken voor zangstem en instrumenten

- Free Day, voor mezzosopraan, 3 trompetten, hoorn, 4 trombones en tuba

     18 kamermuziekwerken

- Recorder Styles, 20 jazz-duetten, voor sopraan- en alt-blokfluit

- For my friends, 2019, voor sopraanblokfluit en piano

     2 gitaarwerken

 

Angelo Badalamenti (*Brooklyn, New York, Verenigde Staten, 22 maart 1937 – Lincoln Park (New Jersey), 11 december 2022) had een Siciliaanse moeder en een Amerikaanse vader, eigenaar van een vismarkt. Angelo Bdalamenti studeerde aan de Eastman School of Music en Manhattan School of Music compositie, Franse Hoorn en piano. Een maal afgestudeerd, werkte hij vijf jaar als muziekleraar, liedjesschijver en orkestrator in Brooklyn. Daarna kwam hij al vrij snel in de filmmuziekbusiness terecht.

Angelo Badalamenti componeerde

     41 filmscores

- Blue Velvet (David Lynch), 1986

- Wild at Heart (David Lynch), 1990

- Twin Peaks: Fire Walk With Me (David Lynch), 1991

- The Beach (2000)

- Un long dimanche de fiançailles (2004)

- A Late Quartet (2012, Yaron Zilberman)

- Stalingrad, 2013, 3D film

     TVscores

- televisieserie Twin Peaks (David Lynch) (1990 – 1992)

     videogamescores

- Fahrenheit, 2005

     songs

- "Mysteries of Love"

- "Visa to the Stars", 1966

- "Pioneers Of The Stars", 1967

www.angelobadalamenti.com

 

Walter Hekster (Amsterdam, 29 maart 1937 – 31 December 2012) studeerde aan het Amsterdams conservatorium compositie bij Ernest W. Mulder en klarinet bij Bram de Wilde. Nadat hij daar geslaagd was, studeerde Waler Hekster klarinet bij Keith Wilson en compositie bij Mel Powell aan de Yale Universiteit. Daarna studeerde hij ook nog bij Roger Sessions in Tanglewood.

Ondertussen was hij klarinettist bij het Nederlands Blazersensemble en het Connecticut symfonieorkest

Walter Hekster trouwde in 1962 met de Amerikaanse fagottiste Alice Hekster-van Leuvan. Het echtpaar had twee kinderen: Ben Hekster and Suzy Hekster.

Van 1965 tot 1971 was Walter Hekster docent klarinet en compositie aan de Brandon Universiteit in Manitoba, waar hij ook het Brandon kamerorkest dirigeerde.

In 1971 begon hij een studie sonologie aan de Universiteit of Utrecht. Daarna doceerde hij tot 1990 aan de conservatoria van Enschede, Arnhem en Groningen. Ondertussen speelde hij met diverse ensembles over de hele wereld.

Walter Hekster componeerde

     1 opera

     24 orkestwerken, ook met elektronica

     73 kamermuziekwerken

     1 werk voor koor en instrumenten

     15 werken voor zangstem en instrument(en) of orkest

     8 pianowerken

     33 werken voor een ander instrument solo

- Encounter, voor blokfluit solo, 1973,  geschreven voor de Canadese blokfluitist Gilles Plante

     1 elektronische muziekwerk

 

Heinz Martin Lonquich (Trier¸ Duitsland, 23 maart 1937 – Keulen, 23 juli 2014) studeerde aan de Muziekhogescholen van Saarbrücken en Köln piano bij Alexander Sellier, compositie bij Bernd Alois Zimmermann en elektronische Musik bij Herbert Eimert. Van 1958 tot 1973 was Heinz Martin Lonquich repetitor en kapelmeester aan de theaters in Münster, Braunschweig en Keulen, daarnaast begeleidde hij ook veel zangers. In 1971 en 1972 kon hij met een stipendium studeren in de Villa Massimo in Rome. Dat betekende persoonlijk voor hem een stevige bekering tot de Rooms Katholieke kerk. Van 1973 tot 2002 doceerde hij aan de Muziekhogeschool in Keulen en was hij kerkmuzikant aan de Sint Nicolaaskerk in Keulen, stadsdeel Sülz. In 1976 werd hij daar tot diaken gewijd. In 2003 ging hij met pensioen. Hij stierf na een lange ziekte en werd op het Zuidkerkhof in Keulen-Zollstock begraven. De pianist Alexander Lonquich (*1960) is zijn zoon.

Heinz Martin Lonquich componeerde

     2 balletten

     6 missen

     3 oratoria

     9 koorwerken

     35 (series) pianowerken

     5 (series) werken voor twee piano’s

     4 (series) orgelwerken

     7 orkestwerken

     25 kamermuziekwerken

- Es waren einmal 6 Töne…, 1989, kleine danssuite voor 2 blokfluiten en piano ad libitum

- Statio, 1980, zeven tekeningen voor blokfluit of fluit en violoncello, meditatiemuziek bij zeven statiën van de kruisweg.

     20 (series) werken voor (zang)stem(men) en instrument(en)

Verwandlungen voor blokfluitkwartet en spreekstem, 1977, betekenisvolle muziek.

     9 (series) werken voor een instrument solo

- Canto di gioia, 1977 voor fluit of altblokfluit solo, kan ook met hobo of klarinet, in 1991 heeft Martin Lonquich er nog een pianopartij ad libitum bij gecomponeerd

     tientallen psalmen en liederen

     5 elektronische muziekwerken 

www.heinz-martin-lonquich.de

 

Keiko Abe (*Tokio, Japan, 18 april 1937) is afkomstig uit een familie van artsen en kooplui. Als kind kreeg zij pianoles, op de basisschool begon ze xylofoon te spelen. Van 1950 tot 1959 studeerde Keiko Abe xylofoon bij Eiichi Asabuki. Daarna studeerde ze aan de Toho Gakuen School of Music in Tokio compositie bij Shosuke Ariga en Toshio Kashiwagi en percussie bij Masao Imamura en Yusuke Oyake.

Zij heeft veel voor de ontwikkeling van de marimba als instrument gedaan door voor het instrument te componeren en als designadviseur van marimbaproducenten. In samenwerking met de firma Yamaha ontwikkelde ze de moderne vijfoctaafs concertmarimba.

Bekend als de beste hedendaags marimbavirtuoos heeft zij eigen composities en werken van vele andere componisten in de hele wereld uitgevoerd.

Zij is docent aan de Toho Gakuen School of Music Tokio, Japan en gastdocent aan het Utrechts Conservatorium.

Keiko Abe componeerde

     73 werken voor marimba('s), solo en in combinaties met allerlei andere instrumenten

- Variations on Dowland's Lachrimae Pavana, voor solo marimba, werk 68, 2007, klasse apart

www.keiko-abe.com

 

Bert Matter (*29 april 1937) was van 1969 tot voorjaar 2002 organist van het Bader/Timpe-orgel in de Walburgiskerk in Zutphen. Hier volgde hij de legendarische Cornelis Bute op. Vanaf 1967was Bert Matter  hoofvakdocent orgel aan de conservatoria van Arnhem en Den Haag. Van deze werkzaamheden nam hij eind jaren negentig afscheid.

Bert Matter is de grote stimulator bij de voorbereiding en restauratie van het Bader-orgel in de Walburgiskerk. Deze activiteit resulteerde in 1996 in een orgel dat beschouwd wordt als een van de tien mooiste in Nederland.

Voor zijn verdiensten is Matter onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Bert Matter componeerde

     orgelwerken

- Von Gott will ich nicht lassen

 

Hans Ulrich Lehmann (Biel, Zwitserland, 4 mei 1937 – Zollikon, 26 januari 2013) studeerde violoncello aan het conservatorium van Biel en muziektheorie aan de Kunstuniversiteit van Zurich bij Paul Müller-Zürich. Van 1960 tot 1963 volgde hij masterclasses in compositie bij Pierre Boulez en Karlheinz Stockhausen aan de Muziekacademie in Bazel. Aan de Universiteit van Zurich studeerde hij nog musicologie bij Kurt von Fischer. Van 1961 tot 1972 was hij docent aan de Muziekacademie van Bazel, van 1969 tot 1990 docent Moderne Muziek en muziektheorie aan de Universiteit van Zurich en vanaf 1990 aan de Universiteit van Bern. Van 1976 tot 1998 was hij directeur van de Kunstuniversiteit van Zurich. Van 1983 tot 1986 was Hans Ulrich Lehmann voorzitter van de Vereniging van Zwitserse Musici en van 1991 tot 2011 directeur van de SUISA, het genootschap van Zwitserse auteurs en uitgevers.

Hans Ulrich Lehmann componeerde

     11 orkestwerken

     15 werken voor orkest met zanger(s) en/of koor

     67 kamermuziekwerken, ook met zangstem(men)

     24 werken voor koor met begeleidende instrumenten

     4 werken voor koor a capella

- Canticum 2, voor sopraan en 2 instrumenten naar voorkeur

     5 orgelwerken

     5 pianowerken

     27 werken voor een ander soloinstrument 

www.hansulrichlehmann.ch

 

Rolf Riehm (*Saarbrücken,Duitsland, 15 juni 1937) studeerde schoolmuziek in Frankfurt am Main en vanaf 1958 compositie bij Wolfgang Fortner in Freiburg. Daarna was hij als solohoboďst aan het werk. Rolf Riehm was medeoprichter van de Frankfurter Vereinigung für Musik, die vann 1964 tot 1970 bestond. Vanaf 1968 was Rolf Riehm docent aan de Rheinischen Musikschule in Keulen, waar hij tot 1972 ook lid was van „Gruppe 8“ war, een samenwerkingsverband van Keulse componisten. Van 1974 tot 2000 was Rolf Riehm docent compositie en harmonieleer aan de Hogeschool voor Muziek en Uitvoerende kunsten in Frankfurt am Main. Von 1976 tot 1981 was hij lid van het Sogenannten Linksradikalen Blasorchesters, waarmee hij over de hele wereld concerten gaf.

Rolf Riehm componeerde

     3 opera’s en muziektheaterwerken

     19 orkestwerken

     21 kamermuziekwerken

     12 werken voor een soloinstrument

- Gebräuchliches, 1972, voor altblokfluit

- Weeds in Ophelia’s Hair, 1991, voor altblokfluit

     3 radiowerken

 

Jan Welmers (Zuidlaren, 6 juli 1937 – Bunnik, 7 maart 2022) kreeg het eerste muzikale onderricht van zijn vader, organist, pianist, violist, koordirigent en muziekleraar. Daarna kreeg hij orgelles van Evert Westra. Vanaf 1958 studeerde Jan Welmers orgel bij Wim van Beek en piano bij Anton Tump aan het Prins Claus Conservatorium in Groningen. In Utrecht studeerde hij orgel en improvisatie aan het Utrechts Conservatorium bij Cor Kee. Daarna volgde hij compositielessen bij Kees van Baaren, en lessen nieuwe muziek bij Ton de Leeuw.

In 1964 werd Jan Welmers organist van de Triumfatorkerk in Katwijk aan Zee. In 1974 werd hij hoofdvakdocent orgel aan het Conservatorium Utrecht. In 1998 nam hij afscheid van het conservatorium en legde zich toe op het componeren.

Jan Welmers was van 1974 tot 2002 de vaste bespeler van het König-orgel (1776) in de Grote of Sint-Stevenskerk in Nijmegen.

Jan Welmers componeerde

     9 orgelwerken

- Passacaglia, 1965

- Laudate Dominum, 1979, minimal music klassieker

- Sequens, 1979, idem 

- Von Gott will ich nicht lassen : nachtmuziek, voor orgel, 2008. Jan Welmers citeert uit BWV 658 van Johann Sebastian Bach

     1 werk voor orgel en percussie

     1 werk voor drie beiaards en luidklokken

     1 werk voor 2 klavecimbels

     3 kamermuziekwerken

     1 werk voor zangstem, koor  en orkest

     1 werk voor zangstemmen, koor en orgel

 

Pierre Georges Édouard Bartholomée (*Brussel, België, 5 augustus 1937) kreeg vanaf zesjarige leeftijd pianolessen. Vanaf het moment dat hij met muziek bezig was, was hij ook al aan het componeren en besloot hij dat hij muzikant wilde worden. Hij studeerde vanaf 1952 aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel piano bij André Dumortier en harmonieleer en compositie bij André Souris. Nadat hij in 1958 zijn diploma’s gehaald had, studeerde hij in Italië in Positano piano bij Wilhelm Kempff.

In 1960 kon hij aan het werk bij de Radio-Télévision belge de la Communauté française (RTBF). Componeren kon hij toen niet wegens tijdgebrek. Samen met avant-gardecomponist Henri Pousseur richtte hij in 1961 het Ensemble voor nieuwe muziek op en in 1970 het Centre de Recherche Musicales de Wallonie.

Pierre Bartholomée bouwde een carričre als concertpianist op, hij gaf solorecitals en optredens als solist bij symfonieorkesten en kamerorkesten in alle groet Europese steden. Hij verzorgde opnames voor dicerse Europese radiostations. Van 1971 tot 1977 was Pierre Bartholomée docent muziekanalyse aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel.

Vanaf 1964 trad hij vaak als dirigent op. In 1977 nam hij ontslag bij zowel de RTBF als het Koninklijk Conservatorium en werd hij chef-dirigent van het Filharmonisch Orkest van Luik.

In 1999 nam hij ontslag bij het Filharmonisch Orkest van Luik. Daarna wijdde hij zich voornamelijk aan componeren.

In 1999 werd Pierre Bartholomée vanwege zijn verdiensten opgenomen in de erfelijke Belgische adel met de persoonlijke titel van ridder.

Pierre Bartholomée componeerde

     3 opera’s

     1 oratorium

     1 requiem

     1 cantate

     11 orkestwerken

     1 werk voor harmonieorkest

     16 werken voor ensembles

     1 koorwerk

     8 (series) werken voor zangstem en intrument(en) of orkest

     18 kamermuziekwerken

- Le tombeau de Marin Marais, voor barokviool, twee viola da gamba en klavecimbel, 1967

- Toccata & Scena, voor klein barokensemble, 2017

     2 orgelwerken

     3 (series) pianowerken

     5 harpwerken

     4 filmscores

     2 elektronische muziekwerken 

http://pierrebartholomee.com

 

Jean Chatillon (*Nicolet, Quebec, Canada, 13 september 1937 – Trois-Rivičres, Quebec, 16 januari 2019) kwam uit een muzikantenfamilie. In 1951 begon hij piano te spelen en te componeren. Hij studeerde bij Conrad Letendre in Montreal. In 1969 startte hij de Afdeling Muziek aan de Universiteit van Quebec in Trois-Rivičres. Hij doceerde daar tot 1981.

Daarná was hij alleen nog aan het componeren en literatuur schrijven. In 2003 werd hij aangesteld als emeritus–professor aan de University of Quebec.

In 2004 was hij een van de oprichters van de Delian Society, die een Rernaissance van tonale muziek als doel had.

Jean Chatillon componeerde 300 werken:

     10 orkestwerken

     55 pianowerken

- Valse pour l'Echappée Belle, werd de tune van een radioprogramma, een hit.

     64 kamermuziekwerken

- Duos folkloriques voor blokfluiten

- Duos de Noël voor blokfuiten

     8 orgelwerken

     18 liederen of series liederen  voor zangstem(men en piano

     2 koorwerken

www.jeanchatillon.com

 

Valentin Vasiljovitsj Silvestrov (*Kiev, Oekraďne, 30 september 1937) is geboren toen Oekraďne zeer armoedig was. Zijn eerste opleiding was tot bouwkundig ingenieur. Na drie jaar muzieklessen gevolgd te hebben aan de Kiev Avondschool ging hij compositie studeren aan het conservatorium van Kiev bij Boris Lyatosjinski.

Door zijn avantgardistisch stijlgebruik werd Silvestrov niet toegelaten tot de Bond van Sovjetcomponisten, hetgeen direct inhield dat zijn werken niet (openbaar) werden uitgevoerd. In de Sovjet-Unie werd de componist in de Muziekencyclopedie ook maar met slechts zes regels genoemd. In de jaren zeventig keerde Valentin Silvestrov terug naar de eenvoud van minimalistische (samen)klanken en melodieën die weer mooi mochten klinken. Hij had ontdekt dat simpele muzikale middelen en "veel rijkere betekenis hadden dan al dat modernistische blablabla". Het hielp niet echt bij waardering, van welke kant dan ook.  

Pas in 1995 was de lucht zo geklaard dat er een album met zijn muziek uitkwam. Om in zijn levensonderhoud te voorzien, ging Silvestrov dan maar les geven. Valentin Silvestrov was getrouwd met de musicologe Larissa Bondarenko, die tot zijn grote verdriet in 1996 overleed. Valentin Silvestrov woont al sinds jaar en dag in een goedkope huurflat in Kiev.

Valentin Silvestrov componeerde

     8 symfonieën

- Symfonie No.3 "Eschatophony, 1966, in Amerika de Koussevitsky-prijs 1967

- Symfonie nr. 7, 2003

     12 werken voor piano en orkest

- The Messenger voor synthesizer,  piano en strijkorkest, 1997. Ingetogen, fraai van klank, ontroerend pianowerk.

- Piano Concertino voor piano en klein orkest, 2015

     4 andere concerten

     12 werken voor (kamer)orkest

- Serenade voor strijkorkest,  1978

     1 werk voor koor en orkest

- Requiem voor Larissa, 1999, ter nagedachtenis aan zijn overleden vrouw. In het Agnus Dei verwerkt Valentin Silvestrov het pianowerk "Messenger", de laatste compositie die Larissa van hem gehoord heeft, in een versie voor koor, strijkers en synthesizer. Ingetogen, fraai van klank, ontroerend pianowerk.

     4 cantates

- Ode to the Nightingale, cantate, tekst John Keats voor sopraan en klein orkest, 1983

- Cantata nr. 4 voor sopraan, piano en orkest, 2014, tekst Siluan von Athos

     5 werken voor zangstem en orkest of meerdere instrumenten

- Moment of Poetry and Music voor sopraan (of bariton), piano en strijkorkest, 2003, tekst Pail Celan

     8 (series) koorwerken

- Liturgische liederen voor koor a cappella, 2005, 12-delig werk

+ nr. 5. Vier geestelijke liederen: lied 4: Halleluja, wordt mooier naarmate je het vaker hoort

- Maidan – Kiev, 2014, indringende cyclus voor koor a capella, schrijnende aanklacht tegen bloedige toestanden in Oekraďene in februari 2014

- Dyptich, 2020,  twee koorwerken a capella

­Triptych, 2020, drie koorwerken a capella

     22 kamermuziekwerken

- Strijkkwartet nr. 1,  1974, zingt als een moderne Schubert, ééndelig, uitgesponnen contemplatief adagio cantabile

- Elegie, voor cello en twee tamtams, 1999

- Drie stukken voor twee celli, 2002, gereviseerd 2009

- Serenaden, voor twee celli, 2002

- 8.VI.1810... voor de geboortedag van R.A. Schumann voor twee celli, 2004

- 25.X.1893... als aandenken aan P.I. Tschaikowskij voor twee celli, 2004

- Five Pieces voor viool en piano, 2004, opgedragen aan aan Gidon Kremer

- 5 New Pieces voor viool en piano, 2009

- Hommage ŕ J.S.Bvoor viool en piano, 2009. Robuuste arpeggio's en verstilde muzikale lijnen; prachtig;

- pianokwintet

     17 liederen of series liederen voor zangstem en piano

- Silent Songs, 28 liederen, gecomponeerd van 1974-1977

     31 werken of series werken voor piano

- Kitsch-Music, cyclus van vijf pianowerken, 1977

- The Messenger,  1996, geschreven na de plotselinge dood van zijn vrouw

- 14 bagatelles, kleurloze verklanking van de zinloosheid van het bestaan

3 bagatellen, opus 1, 2005

     10 werken voor een ander instrument solo

- Ogenblikken van stilte en treurigheid, voor cello solo, 2003

- Lacrimosa voor cello solo, 2004

- Walzer der Alpenglöckchen voor cello solo, 2004

     4 filmscores

 

Ton de Kruyf (Leerdam, 3 oktober 1937 – Amsterdam, 3 februari 2012) studeerde viool en piano en volgde compositiecursussen in Darmstadt en studeerde ook compositie bij Wolfgang Fortner in Heidelberg. 

Ton de Kruyf trouwde met mezzosopraan en zangpedagoge Ileana Melita.

Ton de Kruyf componeerde

ˇ         13 orkestwerken

- Cinq impromptus, 1958

- Sinfonia II, 1968

- Canti e capricci, 1984, voor cello en kamerorkest

- Adagio in memoriam Wolfgang Fortner, 1987

ˇ         1 koorwerk

ˇ         3 opera’s

- 'Spinoza', 1969, op een libretto van Dimitri Frenkel Frank, openingswerk Holland Festival 1971

- 'Quauhquauhtinchan in den vreemde', 1972, radiofonische opera op tekst van Harry Mulisch

- Since, on a quiet night, 1980

ˇ         5 werken voor zangstem en ensemble of orkest

- Einst dem Grau der Nacht enttauscht, 1964, opgedragen aan zijn vrouw Ileana Melita

     3 werken voor koor en orkest of instrumenten

- Ode to the west wind, 1978

ˇ         11 kamermuziek

- sonatina voor fluit, 1960

- 8 sonatines voor viool en piano, 2009

     2 pianowerken

     3 werken voor instrument solo

     2 werken voor slagwerk (en instrumenten)

     1 werk voor klarinetorkest

     1 werk voor harmonieorkest

 

Loris Haykasi Tjeknavorian (*Borujerd, Iran, 13 oktober 1937) was de zoon van in Iran geďmmigreerde Armeense ouders. Zijn grootvader speelde viool en daar begon Loris op zijn achtste jaar ook mee. Hij studeerde voor zichzelf, zonder docent en begon ook meteen maar voor piano te componeren, ook zonder enig lesmateriaal. Op zijn 16de richtte hij een vierstemmig koor op en dirigeerde hij zijn eigen orkest in Teheran. Op ziojn 17de begon hij in Oostenrijk aan de Weense Muziekacademie een studie viool en compositie bij Hans-Joachim Drevo. Loris Tjeknavorian studeerde cum laude af.

Vrijwel meteen na zijn afstuderen werden zijn pianocomposities al bij uitgeverij Doblinger uitgegeven. In 1961 ging Loris Tjeknavorian terug naar Iran. Hij werd docent muziektheorie aan het Conservatorium van Teheran en directeur van het Teherans Muziekarchief. Dar verdiepote hij zich in Iraanse volksmuziek en Iraanse instrumenten.

In 1963 kwam hij terug in Oostenrijk en vervolgde zijn studies aan het Mozarteum in Salzburg, waar In kennismaakte met componist Carl Orff.

In 1965 verhuisde Loris Tjeknavorian naar de Verenigde Staten, waar hij directie studeerde aan de Universiteit van Michigan

In 1970 bood het Ministerie van Cultuur in Iran Loris Tjeknavorian aan dirigent te worden van het Rudaki Opera Theater in Teheran. Daar ging hij graag op in.

In 1975 kwam Loris Tjeknavorian terug naar Londen waar hij een aanstelling kreeg als dirigent bij de RCA plaatopname maatschappij, waar hij tientallen plaatopnames zou dirigeren. Hij verdiepte zich ook steeds meer in de Armeense muziek. In 1978 organiseerde hij in Londen een Armeens muziekfestival. Hij ontdekte vele middeleeuwse Armeense gezangen.

In 1986 vestigde Loris Tjeknavorian zich in New York City. In december 1988 had er in Armenië een verwoestende aardbeving plaats. Loris Tjeknavorian zette er zich daarna enorm voor in het culturele leven van de verwoeste tweede stad van Armenië, Gjoemri (vroeger Aleksandropol) weer op te bouwen. Hij zamelde op allerlei manier veel geld in, bouwde in 7 jaar de Academie voor Muziek en Kunsten op, vormde een symfonieorkest, een koor en een dansensemble en zorgde voor de vernieuwing van het theater en de herstart van de Gyumri TV omroep. Vanaf 1989 tot 2000 was Loris Tjeknavorian dirigent en artistiek directeur van het Armeens Filharmonisch Orkest.

Vanaf 1991 zette hij zich ook in voor de Armeense onafhankelijkheid. Ondertussen was hij ook nog een veelgevraagde dirigent in Europa, Azië en Amerika en componeerde hij door. Zijn zoon Emmanuel Tjeknavorian is violist en dirigent.

Loris Tjeknavorian componeerde

     7 opera’s

     3 balletten

     5 symfonieën

     6 concerten

- Concerto voor viool en strijkorkest, opus 1

     13 andere orkestwerken

     10 werken voor koor, solisten en orkest

     8 kamermuziekwerken

     16 liederen

     11 (series) pianowerken

     40 filmscores 

www.loristjeknavorian.com

 

Wolfram Menschick (Pielenhofen, Duitsland, 28 oktober 1937 – Eichstätt, 8 december 2010) ging in Regensburg naar de volksschool, in Straubing naar de Middelbare School en studeerde tenslotte aan de Hogeschool voor Muziek in München directie bij Gotthold Ephraim Lessing, compositie bij Harald Genzmer en orgel bij Franz Lehrndorfer.

Ondertussen werkte hij ook al als kerkmusicus in de Sankt Konrad in Regensburg . In 1966 werd koorleider aan de Sankt Georg in Amberg. Van 1969 tot aan zijn pensioen was Wolfram Menschick kapellmeister, organist en kerkmuziekdirecteur van het diocees aan de Dom van Eichstätt. Aan de Hochschule für Musik und Theater München was hij van 1986 tot 2000 docent Liturgisch orgelspel en koordirectie. Wolfram Menschick was ook een groot kenner van carillons en klokkenspelen.

Wolfram Menschick componeerde

     1 oratorium

     2 vespers

     36 missen

- Missa antiqua, voor koor en blazers

     200 motetten en Psalmen

     10 vollksliedzettingen

     3 (series) orgelwerken.

 

Nikolai Girsjevitsj Kapustin (Kapoestin) (*Horlivka, Oekraďne, 22 november 1937 – Moskou, Rusland, 2 juli 2020) kreeg vanaf zijn 14de in Moskou les van Avrelian Rubakh. Van 1956 tot 1961 studeerde hij piano aan het Conservatorium van Moskou bij Alexander Goldenweiser. Via de radio-uitzendingen van Voice of America raakte hij gefascineerd door Amerikaanse jazzpianisten als Art Tatum en Oscar Peterson. Hij richtte zijn eigen jazzkwintet op waarmee hij in een restaurant speelde. In 1961 studeerde hij af en bouwde een bestaan op als jazzpianist, arrangeur en componist.

Nikolai Kapustin componeerde 161 werken

     7 pianoconcerten

- Concerto voor piano en orkest nr. 1, opus 2, 1961, voor de bigband van Oleg Lundstrem

- Concerto voor piano en orkest nr. 2, opus 14, 1974, hierdoor kon hij lied worden van de Unie van Sovjetcomponiten

- Concerto voor piano en orkest nr. 4, 1989, opus 56, symfonische jazz

     19 andere concerten

- Concert voor viool, piano en strijkorkest, 2002, opus 105

     18 andere orkestwerken

     6 werken voor Big Band

     33 kamermuziekwerken

- 2 strijkkwartetten

- 2 pianotrio's

     20 pianosonates

- sonate nr. 2, opus 54, 1989

- sonate nr. 3, opus 55, complexe jazzy ritmes, schrijnende harmoniën, extreem moeilijk, prachtig klankresultaat.

     52 ander (series) pianowerken

- Suite in the Old Style, opus 28, 1977, jazzige baroksuite

- Variations, opus 41, 1984

- 24 preludes, opus 53, 1989; in Jazz Stijl

- 24 preludes en fuga's, opus 82, geschreven in 1997, ŕ la het Wohltemperirte Clavier van Johann Sebastian Bach.

     4 werken voor piano vierhandige of 2 piano’s

www.nikolai-kapustin.info

 

Sir Philip Stevens Ledger (Bexhill-on-Sea, Engeland, 12 december 1937 – Cotswolds, 18 november 2012) kreeg zijn opleiding aan het King’s College in Cambridge. Hij kreeg een aanstelling als jongste kathedraalorganist ooit in Engeland in 1961 aan de Chelmsford Cathedral.

In 1963 trouwde Philip Ledger met Mary Erryl Wells, topsopraan aan de Koninklijke opera, Covent Garden. Hij had haar als dirigent ontmoet.Ze kregen een zoon en een dochter.

In 1965 werd hij directeur muziek aam de Universiteit van East Anglia. In 1968 werd hij artistiek directeur van het Aldeburgh Festival met Benjamin Britten en Peter Pears.

Philip Ledger was muziekdirecteur aan het King’s College in Cambridge en dirigent van de Cambridge University Musical Society van 1974 tot 1982.

Vervolgens was hij hoofd van de Koninklijke Schotste Academie voor Muziek en Drama van 1982-2001.

Philip Ledger componeerde

     koorwerken

- I saw three ships

     werken voor koor en orgel

- "This joyful Eastertide"

     werken voor solisten, koor en orkest

- Requiem (A Thanksgiving for Life)

- Paascantate The Risen Christ.

- Kerstcantate "This Holy Child", 2012,

 

Edwin Roxburgh (*Liverpool, Engeland, 6 november 1937) werd als hoboďst muzikant in het National Youth Orchestra van Engeland. Daarna studeerde hij aan het Royal College of Music in Londen compositie bij Herbert Howells en hobo bij Terende MacDonagh. Van 1960-1961 studeerde hij in Parijs bij Nadia Boulanger en in Florence bij Luigi Dallapicolla. Eenmaal terug in Engeland ging hij dirigeercursussen volgen bij George Hurst in Cambridge. Hij werd hoboďst bij het orkest van de Sadler’s Wells Opera en doceerde aan het Royal College of Music. Hij richtte daar het Twentieth Century Ensemble op. In 2004/2005 werd hij Hoofd Compositie aan het Conservatorium van Birmingham.

Leerlingen waren Daniel Giorgetti, Kenneth Hesketh, Dai Fujikura en Stepen Mark Barchan.

Edwin Roxburgh componeerde

     1 opera

     15 orkestwerken

     6 koorwerken

     2 (series) werken voor zangstem en piano

     24 kamermuziekwerken

     7 pianowerken 

     6 werken voor een ander instrument solo

 

Gordon Crosse (Bury, Lancashire, Engeland, 1 december 1937 – Wenhaston, Suffolk, 21 november 2021) studeerde muziek aan St Edmund Hall, Oxford University bij Egon Wellesz en deed na zijn afstuderen nog twee jaar onderzoek naar vroeg vijftiende-eeuwse muziek. Daarna werkte Gordon Crosse aan de universiteiten van Birmingham (1964-1966), Essex (1966-1973), Cambridge (1973-1975) en Californië, Santa Babara (1975-1977).

Daarna trok Gordon Crosse zich in zijn huis in Suffolk terug om alleen nog te componeren.

Vanaf 1990 verdiepte Gordon Crosse zich in computerprogrammeren en muziektechnologie.

Gordon Crosse componeerde

     2 opera’s

     4 muziektheaterwerken

     1 ballet

     cantates

     17 werken voor solist(en), (koor),  en orkest

     2 werken voor koor en orgel of piano

     3 werken voor koor a cappella

     20 orkestwerken

     20 (series) kamermuziekwerken

- Peace voor 4 trompetten, 4 trombones, hoorn en tuba, opus 53, 1982, subtiel atmosferisch werk;

     5 (series) liederen voor zangstem en instrument(en)

     TVscores